zij, men mag wel aannemen, dat de vroegere welvaart verdwenen was en dat het hem moeilijk moest vallen, aan zijn oudsten zoon uitzicht op een goede positie in de maatschappij te verschaffen.
Wat ging William Shakespeare doen, waarop ging hij zich toeleggen, toen hij, waarschijnlijk op zijn veertiende, vijftiende of zestiende jaar, de school verliet? Hieromtrent zijn wel geruchten en gissingen tot ons gekomen, doch niets is zeker. Zoo had Aubrey vernomen, dat hij in zijn jonge jaren schoolmeester geweest was op het land; het kan zijn, dat er waarheid in dit bericht steekt, en dat de schrandere knaap een poos als "ABCdarius" aan de Grammar School werkzaam is geweest. Anderen hebben vermoed, dat hij notaris- of procureursklerk is geweest; zijn kennis van rechtszaken toch is, naar het oordeel van deskundigen, zoo uitgebreid en zoo nauwkeurig, hij gebruikt de uitdrukkingen steeds zoo juist, dat zulk een bedrevenheid niet ter loops, niet door iemand, die buiten de zaken staat, verkregen kan worden, maar dat hij er zich goed ingewerkt moet hebben. De onderstelling is geenszins als ongerijmd te verwerpen; de vader wist in zijn omstandigheden waarschijnlijk niet dadelijk, wat hij met zijn jongen zou beginnen; het is dus zeer wel mogelijk, dat de knaap met den vluggen, helderen kop een poos lang, een jaartje b. v., bij den een of anderen praktizijn, zooals er in Stratford toch zeker wel een geweest zal zijn, werkzaam is geweest; de rechtsgeleerde kennis van den zoon kon den vader in zijn moeilijkheden nog wel te pas komen. Wat hiervan zij, waarschijnlijk is de jonge William, 't zij dadelijk na zijn schooltijd, 't zij na een poos, zijn vader in diens zaken behulpzaam geweest. Zijn werken verraden overal, hoe nauwkeurig, hoe ingespannen en met welk genot hij dieren en planten en alle verschijnselen der natuur heeft gadegeslagen, hij moet zich van zijn prille jeugd af, gedurende zijn schooltijd en later, tot zijn bezigheden hem in een stad kluisterden, veel in de vrije lucht bewogen hebben. Het bedrijf van zijn vader gaf er aanleiding toe, dat hij zich vaak met het krieken van den dag in het veld bevond en den leeuwrik zag opstijgen om de rijzende zon te begroeten, de dauwdruppels zag hangen aan de primula's en andere bloemen, die hij alle met name kende, naar het helder gefluit luisterde van den wielewaal, naar den vroolijken morgenzang van zoovele andere vogels. Doch niet alleen voor zulk een liefelijk tafereel is zijn ziel toegankelijk: als in het nabijgelegen veld een fiere hengst plotseling voort springt, dan weder roerloos en starend staan blijft, weer opspringt en voortrent met uitgespreiden staart en manen [7], dan neemt dit gezicht al zijn opmerkzaamheid in beslag en prent zich diep in zijn geest. Trouwens al wat paarden aangaat, heeft zijn aandacht getrokken, hij geeft een beschrijving van een edel ros, met opgave van zoovele bijzonderheden, dat men die ten grondslag zou kunnen nemen, om een hoofdstuk van een handboek over paardenkennis te schrijven [8]; en niet alleen met de voortreffelijkheden van deze diersoort, volgens Buffon de edelste verovering van den mensch, is hij grondig bekend, maar ook met de gebreken, ziekten en kwalen, waarvan hij er terstond een vijftigtal zou kunnen opnoemen [9], terwijl verder ook de rijkunst hem groot belang inboezemt; het hart gaat hem open, als hij een ruiter ziet, die als één is met zijn ros en dit volmaakt onder bedwang heeft [10]. Wie de talrijke plaatsen, die bij Shakespeare voorkomen, waarin over paarden gesproken wordt, nagaat, kan zeer wel de stelling verdedigen, dat hij geruimen tijd rostuischer, paardenarts of pikeur geweest is. Ongetwijfeld bezat hij in de hoogste mate de gaaf, snel en nauwkeurig op te merken en waar te nemen, scherp te beoordeelen en door zijn voortreffelijk geheugen zijn herinneringen, zoodra het noodig was, zich naar willekeur voor den geest te stellen, terwijl zijn levendige verbeelding steeds gereed was om de beelden, die hij opriep, met nieuw leven te bezielen. Geen jager zal hem verbeteren, als hij de listen en streken beschrijft, die het arme vervolgde haasje aanwendt om aan de honden te ontkomen [11]; hij moet herhaalde jachten hebben bijgewoond als jager en nauwkeurig opmerker; men zou schier vermoeden als strooper, want dan neemt men dubbel scherp alle bijzonderheden waar.
Heeft Shakespeare dus in zijn jongelingsjaren ongetwijfeld een goed deel van zijn tijd buiten doorgebracht, men behoeft geenszins aan te nemen, dat alle letterkundige oefeningen werden nagelaten. Boeken waren in die dagen schaarsch, en waar de vader in de schrijfkunst onervaren was, zullen er wel niet vele over den vloer zijn geweest. Maar geheel behoefden zij niet te ontbreken. Shakespeare had zeker nog enkele boeken, b. v. de Metamorphosen van Ovidius, uit zijn schooltijd overgehouden, en in zijn oudste stukken treft men te veel herinneringen uit Latijnsche schrijvers aan, om niet te gelooven, dat deze nog van tijd
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.