der blanke kolonisten, tuk op landroof, en der scharen van bedriegers en schacheraars, die als roofvogels door de territori?n rondzwerven en op alle mogelijke wijze de inboorlingen plunderen. Al deze lieden hebben rechtstreeksch belang bij een oorlog tegen de Indianen: zij nemen de noodige leveringen voor de troepen aan en bestelen de regeering. Deze schelmen hebben natuurlijk in het Congres ijverige advokaten en machtige beschermers, die met hen gemeene zaak maken en in de winsten deelen; zoolang het nu vrede is, kan er van die winsten geene sprake zijn: alzoo moet een of ander voorwendsel gevonden worden om een oorlog met de Indianen uit te lokken, dan gaan de zaken weer haar gang: en dat is toch voor iederen echten Yankee de ����ne hoofdzaak. Deze lieden werkten de welmeenende Kwakers en de weinige vredelievende en eerlijke planters op alle mogelijke wijzen tegen; en nu zij een onhoudbaren toestand in het leven hebben geroepen, wordt door hen en hunne omgekochte organen luide verkondigd, dat met "het roodhuidig ongedierte (vermin)" geen vrede mogelijk is, en dat zij, in het belang van beschaving en christendom(!) volledig moeten worden uitgeroeid!
Van Dakota tot aan de kust van zuidelijk Oregon, in de prairie?n en in de landstreken van het zuidwesten, overal zijn de indiaansche stammen in beweging gekomen; allen zijn zij den blanken vijandig, omdat de Yankees tegenover allen, op de schandelijkste wijze, hun woord gebroken hebben; omdat allen door hen mishandeld zijn op eene manier, die inderdaad ten hemel schreit.
Ook de Apachen zijn zwaar gekrenkt en snood bedrogen geworden. Indien Kotchise nu sedert twaalf jaren in vijandschap met de Yankees leeft, zoo heeft hij daartoe voorwaar alleszins reden. Het is bewezen dat een officier der bondstroepen, Bascom genaamd, op verraderlijke wijze, afgezanten van Kotchise, die met vredesvoorstellen tot hem gekomen waren, onder een nietig voorwendsel liet ophangen, en dat Kotchise zelf slechts ter nauwernood, door eene overhaaste vlucht, aan een gelijk lot ontkwam. Het is waarlijk niet te verwonderen, dat hij tot dusver alle vleiende uitnoodigingen om den "grooten Vader" in Washington te komen bezoeken, van de hand heeft gewezen: hij weet bij ondervinding hoe valsch en verraderlijk de Yankees zijn. Zelfs de vredesonderhandelaren Colyer en Howard, die het toch eerlijk meenden, vertrouwde hij niet; maar toch bood hij aan, zich vrijwillig in het hem aangewezen gebied terug te trekken. In het gebergte waarheen hij de wijk genomen heeft, kan men weinig tegen hem uitrichten.
In Februari zwierf hij met eenige duizenden zijner krijgslieden door de mexikaansche provincie Sonora rond, waar de amerikaansche generaal Crook hem niet bereiken kon. Tegenwoordig is dat gewest bij voorkeur een "bloedige grond", zooals dit vroeger Arizona was. Hoewel zelfs van amerikaansche zijde meermalen openlijk is erkend, dat het ongelijk hoofdzakelijk aan de zijde der blanken was, houden toch de planters, de agenten der regeering, de leveranciers der troepen, de gouddelvers, in ����n woord al die lieden die bij een indiaanschen oorlog belang hebben, met al hunne aanhangers en vrienden, niet op, de noodzakelijkheid en de rechtmatigheid van een verdelgingskrijg tegen dat "ongedierte" te verkondigen. Blanken en Indianen, zoo heet het, kunnen niet vreedzaam naast elkander leven; de Apachen zijn duivels, de geesels des lands, die uitgeroeid moeten worden. Binnen de hun aangewezen landstreken blijven zij toch niet; zij overschrijden telkens de grenzen, rooven en plunderen en richten overal schade aan.
Het is volkomen juist, dat de Apachen, wanneer hun dit maar eenigszins mogelijk is, hunne reservations verlaten, en naar de minder onvruchtbare streken trekken, waaruit zij door de blanke kolonisten verdreven zijn. Daarbij komt het niet zelden, door de schuld van beide partijen, tot botsingen en bloedvergieten. Men kan echter niet loochenen, dat vele Indianen "niet slecht" zijn, en dat onderscheidene hoofden zich inderdaad moeite geven, den vrede met de blanken in stand te houden. "Maar de blanke burgers maken geen onderscheid", schrijft een berichtgever van de New-York Herald, die blijkbaar de bestaande toestanden, zooveel mogelijk, naar waarheid wil teekenen. De Indianen, zoo zegt hij, hebben zich over veel te beklagen. Men heeft hen gedwongen, hunne oude jachtvelden te verlaten, en zich binnen onvruchtbare reservations op te sluiten, waar zij niet genoeg te eten vinden. Zij willen niet verhongeren, niet rustig toezien dat hunne kinderen van gebrek omkomen, terwijl in de onmiddelijke nabijheid vruchtbaar land te vinden is, dat vroeger hun eigendom was, en waaruit men hen met geweld verjoeg. Wel verschaft de bondsregeering de noodige middelen, om in het te kort komende te voorzien, maar de agenten en andere lieden houden een groot deel van hetgeen voor de Roodhuiden bestemd was, voor zichzelf. De blanke kolonisten zien daarin niets onbehoorlijks; zij denken aan niets anders dan aan de schade, die zij reeds herhaaldelijk door de schuld der Indianen geleden hebben, en houden zich overtuigd, dat er geen vrede en veiligheid denkbaar is, zoolang de wilden in hunne nabuurschap blijven. Maar
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.