in 't gevang weerhouden waren geweest. Ik was
toen reeds dienstdoende griffier geworden bij den substituut van den
krijgsauditeur. Ik zie nog altijd, in mijne herinnering, die kloeke
jongens: ze werden allen bijeen gebracht in een groote zaal van 't
gevang en na enkele aanmoedigende woorden gingen zij blij en zonder
morren hun post vervoegen.
Toen wij het gevang verlieten, dien avond, zei mij de jonge luitenant
der gendarmerie:
--"Indien er inderdaad 42 cm. bommen gebruikt werden tegen Luik,
dan weerstaat geen enkel fort van Antwerpen." Wij dachten aan het
onvermijdelijke dat zou gebeuren.
V-Wat Wij Van Den Oorlog Vernamen
De menschen leefden voort in hunne huizen en kamers in eene
schier-volledige onbewustheid. Wie dacht er ernstig binnen de wallen
van Antwerpen aan de groote ontschakeling van de wereld? Het ergste
wat er van den oorlog verwacht werd was een beleg der stad, dat
maanden, een jaar lang misschien kon duren. Maar ieder meende
genoegzaam voor proviand gezorgd te hebben om die harde tijden met
kalmte tegemoet te zien. Ondertusschen werd alles in de huishoudingen
wel vereenvoudigd en op spaarzaamheid ingericht. De menschen
werden ook gemeenzamer onder elkaar, schenen te verbroederen,
vergaten het onderscheid van klassen en fortuin onder het dreigement
dat als een donkere wolk nu over alle hoofden hing. Maar de
Engelschen, de Franschen, de Russen, de Japanners, de Serbiërs en de
Montenegrijnen waren immers daar. Het lot van Duitschland was toch
beslist. En ons eigen leger dan? Had het Duitschland niet geklopt onder
de forten van Luik? Had de vijand niet een wapenstilstand van 24 uren
gevraagd om zijn dooden te begraven? 25000 man, zoo ging de mare,
liet hij op dat eerste slagveld. Was de finantieele failliet van dat land
niet aanstaande? Ging de hongersnood er niet weldra langs de straten
huilen? Zou de revolutie den Keizer en heel zijn militaire caste niet
weldra omverwerpen?
Wel moesten de burgers stilaan gewaar worden dat er iets aan 't
veranderen was. De haven lag stil en leeg van schepen. De straten
waren vol wandelende werkeloozen. Uitdeelingen van geld en goed
gebeurden aan armen en vrouwen van soldaten. Maar dat kon zoo
gerust een tijdje voortgaan. Het scheen al niet veel erger dan in tijd van
algemeene werkstaking. Waren wij ook niet in de vacantie- maanden?
In Oktober was alles misschien gedaan en voorbij en kon het werk weer
hernomen worden met nieuwen moed. Duitschland zou gekneveld
liggen achter den Rhijn en voor alle aangerichte schade rijkelijk moeten
betalen.
Ik herinner mij nog de stemming van mijn eigen huis. Om den dienst te
vergemakkelijken zaten wij meestal in onze groote wit-steenen keuken
met het gele koperwerk en het blinkende pottengerij langs de muren.
Bij de maaltijden spraken wij over de uitlandige huisgenooten en de
verwanten in het bezette land. Tegen den wand in het vensterlicht van
den hof hadden wij landkaarten opgehangen: de kaart van Europa met
de oorlogvoerende staten, de kaart der Rhijnprovincie. Wij volgden de
bewegingen der Russen rond Lemberg en Kœnigsberg. Misleid door de
al te optimistische belgische dagbladen zagen wij ze in onzen geest al
oprukken naar Berlijn en dan keken wij naar de Rhijnprovincie hoe wij
die bij België en Holland en Frankrijk gingen voegen. Hoe leuk zou het
niet zijn, toekomend jaar, met een belgisch abonnement, een reisje te
doen langs den Rhijn en er Rudesheimer te drinken alsof wij t' huis
waren...
Die voorstellingen schijnen nu kinderachtig en belachelijk. Maar in de
eerste dagen van Augustus had de groote massa van ons volk niet het
minste benul van de vervaarlijke oorlogsmachine die Duitschland op
ons had afgezonden. De generale staf en de overheden alleen wisten
van het half millioen-sterke leger dat de Maas was overgekomen en
zich tegenover de Gethe in front had gesteld. Het volk wist wat het las
in zijn kranten: de wonderbare weerstand van Luik en hoe de duitsche
regimenten er letterlijk werden neergemaaid, de weerstand op de Gethe
met den slag van Haelen, waar heele skadronnen duitsche dragonders
sneuvelden en de vijand wijken moest, dooden en gekwetsten op het
slagveld achterlatend.
Doch dat waren in werkelijkheid slechts incidenten, ontmoetingen van
voorposten, heel ons legertje van 180.000 man en in werkelijkheid
misschien maar 120.000, zijnde enkel een voorpost van de groote
krijgsmachten van Frankrijk en Engeland die ons tijdig hadden moeten
ruggesteunen.
De droeve waarheid was dat ons leger zich eerst achter de Gethe,
daarna achter de Dijle had moeten terugtrekken uit vrees van zijn
linkervleugel omsingeld te zien door aanzienlijke legermachten die
reeds op Aerschot en Diest dregen. De Franschen konden eerst op 18
Augustus de Maas-bruggen van Hastière tot Namen bezetten en het
gros van hun 5de leger was toen nog maar in aantocht te Philippeville.
De Engelschen hadden maar juist Maubeuge bereikt. Geen aansluiting
dus met het belgisch leger. Maar daar gaven de kranten geen uitleg over.
Wij
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.