De Prins en Johan de Witt | Page 5

P.J. Andriessen
Hoogheid," zegt de kamerdienaar.
"Ba! hoe zuur!" zegt de Prins, nadat hij het glas heeft leeggedronken. "De dokter heeft veel van Mijnheer den Raadpensionaris," voegt hij er hardop denkend bij. "Die verstaat ook de kunst om wrange druppels toe te dienen."
"Of bittere," verbetert de kamerdienaar.
"Karel," gaat de Prins voort, alsof hij die woorden niet gehoord heeft, "zeg den Heer Van Zuijlestein, dat ik hem verzoek hier te komen. Ik moet hem spreken."
Terwijl de kamerdienaar het bevel van zijn jongen meester volbrengt, leest deze nogmaals den brief over. 't Is of de lezing hem vermoeit;--toen hij gedaan heeft, houdt hij de magere, witte hand voor de oogen en blijft in gepeins zitten. Het binnentreden van zijn goeverneur stoort hem in zijne overdenking.
"Gij liet mij roepen, Willem!" begint deze. "Weder die ongelukkige hoofdpijn! Waarom niet nog wat te bed gebleven?"
"Omdat ik het in het dons niet langer kon susteneeren," geeft de Prins ten antwoord. "Ik hoopte, dat het wat beter zou worden, als ik op was. Lees echter dezen brief, dien ik daareven ontving."
De goeverneur neemt den brief en voldoet aan den wensch van den Prins.
"Gij ziet het, Zuijlestein. Mijn oom, Zijne Majesteit Karel II van Engeland, heeft de schepen gezonden, om hare Koninklijke Hoogheid mijne moeder af te halen. En zij verlangt, dat ik terstond zal afreizen, om haar vaarwel te zeggen."
"Dat is het uitdrukkelijk verlangen van Hare Koninklijke Hoogheid, Willem," antwoordt Zuijlestein. "Zij meldt u dat in den brief."
"Alles goed en wel," herneemt de Prins. "Maar ik kan vandaag niet gaan. Het is mij onmogelijk. Met zulk een hoofdpijn kan ik niet reizen. Het hoofd klopt mij als een hamer. De oogen branden mij in 't hoofd. Elke beweging, die ik maak, is mij een pijniging. Laat Widerts schrijven, dat ik heden niet kan komen, maar dat ik, wanneer het morgen passabel is, zoo vroeg mogelijk zal vertrekken."
"Er is niets aan te veranderen," geeft Zuijlestein ten antwoord. "Het vertrek der Prinsesse Royal is op morgen gefixeerd, en als wij vroeg genoeg op reis gaan, kunnen wij haar tot aan het schip accompagneeren. Hare Hoogheid zal echter zeer gefrustreerd zijn, daar zij u zeker gaarne den laatsten dag bij zich had gehad."
De Prins antwoordt niet; het is of hij aan de belangstelling zijner moeder twijfelt.
"Zeg Karel, dat hij Widerts roepe," herneemt hij. Zuijlestein schelt en deelt Karel het bevel van Zijne Hoogheid mede.
"Moeder had mij wel vroeger kunnen schrijven," herneemt Willem Hendrik eenigszins bitter.
"De tijding van de aankomst der Engelsche vloot is eerst gisteren laat in 's-Gravenhage gearriveerd," hervat Zuijlestein verschoonend. "Hare Koninklijke Hoogheid kon er u dus niet vroeger van preveni?eren."
Op dit oogenblik komt 's Prinsen Raad en schrijver Widerts binnen, en de Prins geeft hem den inhoud van den brief aan zijne moeder op.
"Meld Harer Hoogheid vooral, dat ik haar zelf zou geschreven hebben," eindigt de Prins, "indien de furieuze hoofdpijn mij daarin niet verhinderde."
Widerts zet zich aan de tafel om den brief te schrijven.
"Ik kan vandaag geen les nemen, Zuijlestein," gaat de Prins voort. "Ik heb gepoogd wat te studeeren, maar de letters dansen mij voor de oogen. Laat dus mijne meesters afzeggen, en 't vooral Professor Borneus weten, opdat hij geen vergeefschen tocht doe."
"Rust en kalmte zijn de beste medicijnen voor u, Willem," herneemt de goeverneur. "Gij weet het, wat de dokter u gisteren nog zeide. Wij zullen hem straks wel hier hebben, en hij zal u wel ordineeren, om naar bed te gaan."
"Ik heb reeds zijn druppels ingenomen. Zij zijn bijtend, scherp zuur."
"Medicijnen zijn niet altijd aangenaam, Willem. Maar zij zijn weldadig voor het lichaam. Ook onze hemelsche Vader geeft ons wel eens bittere medicijnen te slikken, om onze ziel te cureeren."
"Ik heb er reeds van moeten innemen," antwoordt de Prins op somberen toon. "Ha, Widerts, reeds gereed!" herneemt hij op minder treuriger wijs tot zijn schrijver en Raad. "Laat hooren, wat gij geschreven hebt."
Widerts voldoet aan 's Prinsen verlangen en leest den in 't Fransch geschreven brief voor (want het Fransch was toen de hoftaal, en onze Vorsten van Oranje schreven er altijd in). De Prins zet zijne handteekening onder den brief en reikt dien zijn secretaris over om hem te sluiten, te verzegelen en van adres te voorzien.
Twee uren later lag de Prins in de naaste kamer te bed. De dokter had zulks geordineerd en hem een calmeerend geneesmiddel gegeven met de hoop, dat hij den volgenden morgen in staat zou zijn, naar 's-Gravenhage te vertrekken. Aan zijn bed zat zijn kamerdienaar Karel, om hem van tijd tot tijd koele compressen op het hoofd te leggen en zijn drankje in te geven. Maar een geest als die van Willem Hendrik kon zich moeilijk in de gedwongene rust schikken, welke hem was opgelegd. Onophoudelijk woelde hij zich om en om, hoe ook Zuijlestein hem tot stilte en rust aanmaande.
Deze laatste had 's Prinsen bed verlaten. Karel
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 79
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.