De Noordwestelijke Doorvaart | Page 7

Roald Amundsen
mij voor den
geest gestaan, dat wil zeggen, met een zoo klein schip als het onze. En
nu waren we er zonder ongelukken door gekomen.
Den 15den Augustus bereikten we om vier uur in den namiddag
Dalrymple Rock, waar de kapiteins der schotsche walvischvaarders, de
heeren Milne en Adams, een dépot voor ons hadden laten aanleggen.
Dalrymple is naar de beschrijvingen licht te herkennen; de rots stijgt in
kegelvorm recht uit zee op. Wanneer men als wij van het Oosten komt,
ziet men eerst een ander ervoor gelegen eiland, dat is het
eidereendeiland. Daar en bij Dalrymple Rock verzamelen de Eskimo's
elk jaar een menigte eieren.
"Twee kajaks vooruit!" riep plotseling de man in den mastkorf. In een
oogwenk waren op eens allen op het dek. Ik liet de machines stilstaan
en de kajaks werden aan boord genomen. Wij waren zeer nieuwsgierig,
deze noordgroenlandsche Eskimo's te leeren kennen. Ze zagen er niet
kwaad uit. Hun kleeding leek ons in het begin wat vreemd; ze waren
levendig, schreeuwden door elkaar en gesticuleerden met de armen. Zij
hadden blijkbaar iets heel bijzonders te berichten. Maar wij verstonden
er geen woord van. Toen vertrok plotseling een van hen den mond tot
een breeden grijns en bracht uit: "Mylius!"
En daarmee ging ons een licht op. Nu rieden wij, wat hij meende. De
zoogenaamde Deensche litteraire Groenlandexpeditie onder Mylius
Erichsen moest in de buurt wezen. Naar wat we van hen wisten, hadden
wij gedacht, dat ze onder de Eskimo's bij kaap York werkten.
Nauwelijks was de naam uitgesproken, of er klonk van achter een
groote ijsmassa luid schieten en knallen als in een echten veldslag, en
van daar kwamen bliksemsnel zes kajaks aangevaren. Een was versierd
met een kleine noorsche vlag en een andere met een deensche. Dat was
in waarheid een blijde verrassing!

Weldra hadden we den leider der expeditie en een der deelnemers, den
heer Knut Rasmussen met vier Eskimo's aan boord. Zij werden
vriendelijk ontvangen en moesten veel vertellen. Vragen en antwoorden
klonken druk door elkaar, en het duurde een poos, tot we van
weerszijden kalm genoeg waren voor een rustig gesprek. Onze grootste
zorg was iets van het dépôt te hooren, en gelukkig vernamen we, dat
het in de beste orde was.
Des avonds om zeven uur bereikten we Dalrymple Rock. Er is geen
haven op het eilandje; dus lagen we er onbeschut. Ik voer dadelijk met
Lund aan wal, om het dépôt in oogenschouw te nemen en te beslissen,
hoe de overbrenging aan boord moest plaats hebben. De heer Mylius
Erichsen gaf mij een brief van de heeren Milne en Adams, waarin ze
ons geluk op de reis wenschten. Ik kan hun niet genoeg danken voor de
zorgvuldigheid, waarmee ze alles hadden beschikt.
De voorraad lag tusschen groote steenen op een vlak weidje en was aan
alle zijden met prikkeldraad omgeven. Aan den voet der zee lag een
oude ijsrand, die een eind in zee vooruitstak en dus een soort van kade
vormde. Wij besloten dus, onzen boom als kraan op die kade op te
richten en met behulp daarvan de kisten, nadat we ze op sleden erheen
hadden gebracht, direct in de boot over te brengen. Om geen te ver
boottransport te hebben, bracht ik de Gjöa zoo dicht mogelijk bij den
wal en wierp daar het anker uit. Ik geef toe, dat het aan een open kust
onvoorzichtig was, maar voor ons was er veel mee gemoeid, als we
vlug klaar konden zijn. Wij zonden dus een boot aan land, om den
derden deelnemer der expeditie, graaf Moltke, die ziek was, te halen.
Een haastig avondeten was spoedig gebruikt, en om tien uur gingen we
aan het werk. Luitenant Hansen bleef aan boord, om daar het opzicht te
houden. Ik nam met den vriendelijken bijstand van onze deensche
gasten en eenige Eskimo's het werk aan den wal op mij. Hansen zou de
kisten aanvoeren en Lund ze aan boord tillen. Het dépôt, 105 kisten,
moest als deklast gestouwd worden. Intusschen werd door Ristvedt en
Wiik de motor schoongemaakt en gepoetst.
Des morgens om twee uur gunden we ons rust bij een kop koffie, die
we wel verdiend hadden. De kisten wogen gemiddeld hun

honderddertig kilogram en waren dus geen kinderspeelgoed. Om half
drie kwam tot mijn groote vreugde graaf Moltke bij ons. Na de koffie
begonnen we met nieuwen ijver. Ik kreeg nu steun van vier Eskimo's.
Er is zooveel over geschreven, dat de Eskimo's lui en onwillig zijn en
in het bezit van alle slechte eigenschappen, dat ik uitdrukkelijk moet
verklaren, hoe er niets van dat alles op deze menschen paste. Zij
hanteerden onze kisten, waaronder er waren van 200 kilogram, met
behendigheid en zorgvuldigheid, die niet te verbeteren waren. En in
plaats van met gevloek en gescheld en verwenschingen, die bij
beschaafde arbeiders altijd de begeleiding van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 50
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.