De Noordwestelijke Doorvaart | Page 3

Roald Amundsen
na, lang wuifden we met onze mutsen en
beantwoordden de toegezonden groeten.
Nu eerst waren wij alleen, en de tocht was in allen ernst begonnen.
Daar de Gjöa zeer beladen was, ging het niet snel voorwaarts. Daar
alles vooruit in orde was gebracht, konden wij terstond onze vaste
diensten geregeld waarnemen. Wat een heerlijkheid, geen tegenheden,
geen schuldeischers, geen vervelende ongeluksprofeten, geen spottende
gezichten... Niemand dan wij zevenen, die daar waren waar ze wilden
wezen en die in goed vertrouwen en vol hoop de toekomst tegengingen.
De vuurtoren van Lister was het laatste, dat we van het vasteland te
zien kregen. In de Noordzee kwamen een paar windstooten, die voor
diegenen van ons, wier zeevastheid nog komen moest, minder
aangenaam waren. De honden waren nu los gemaakt en liepen vrij rond.
Op dagen, dat de zee hol stond en het schip slingerde, liepen ze van den
een naar den ander, als om hun nood te klagen en onze gezichten te
bestudeeren. De hun toegemeten kost, een gedroogde visch en een liter

water per dag, is voor hun eetlust lang niet voldoende en ze beproefden
op alle mogelijke manieren iets extra's te veroveren. Ze waren onder
elkander oude bekenden en leven in vrede ten minste wat de mannelijke
leden van het gezelschap betreft; maar bij de beide dames Kari en Silla,
gaat het niet zoo goed. Kari is de oudste van de twee en zij verlangt
onvoorwaardelijke gehoorzaamheid van de andere, die, daar ze ook al
een volwassen dame is, zich daar niet in kan schikken. Zij zitten elkaar
dus nog al eens in het haar; maar Ola, die als hoofd van den troep
erkend schijnt, zoekt den strijd zooveel mogelijk te verhinderen. Het is
een onbetaalbare aanblik, als de oude Ola, een hond, zoo verstandig als
ik weinig honden heb ontmoet, met de beide dameshonden, elk aan een
kant van hem, rondspringt en een vechtpartij tracht te voorkomen.
Het dagelijksche leven ging al spoedig zijn geregelden gang, en ieder
van de deelnemers maakte den indruk, alsof hij uitstekend op zijn
plaats was bij het hem aangewezen werk, zooals ook inderdaad het
geval was. Wij hebben een republikeinsch bestuur op de Gjöa ingericht;
er zijn geen strenge wetten, want ik weet zelf, hoe onaangenaam de
strenge discipline is op de open zee. Men kan uitstekend werk erlangen,
zonder dat de roede der tucht steeds wordt gezwaaid.
In aansluiting bij mijn eigen ervaring had ik besloten, zooveel mogelijk
aan boord de vrijheid te handhaven; ieder moest het gevoel hebben, dat
hij binnen zijn eigen terrein heer en meester was. Daardoor ontstaat bij
verstandige menschen vanzelf een vrijwillige tucht, die veel grooter
waarde heeft dan de afgedwongene. Daarbij krijgt ieder enkeling het
bewustzijn, een mensch te zijn, waar mee gerekend wordt als met een
denkend wezen, en geen machine die maar wordt opgewonden. De
arbeidslust wint er altijd bij en daarmee het werk ook. Ik zou ieder wel
het op de Gjöa ingevoerde stelsel willen aanbevelen.
Mijn metgezellen schenen deze opvatting ook zeer te waardeeren, en de
overtocht met de Gjöa leek meer op een vacantiereis van kameraden
dan op de voorbereiding op een ernstigen, jarenlangen strijd met
moeilijkheden.
Den 25sten Juni voeren wij tusschen Fair Isle en de Orkaden den
Atlantischen Oceaan binnen, en toen had men ons moeten zien! Met

volle zeilen en een frissche bries ging het pijlsnel westwaarts. Zij
danste op de golven, onze Gjöa, wedijverend in snelheid met de
meeuwen!
Tegen het eind van Juli brak er onder de honden een ziekte uit. Het leek
wel, of hun verstand het eerst werd aangedaan; ze wandelden suf op het
dek in het rond en zagen en hoorden niets. Het voeder smaakte hun niet
of ze gebruikten volstrekt niets. Nadat het zoo een paar dagen had
geduurd, werden de patiënten aan de achterpooten lam en sleepten zich
maar met moeite voort. Ten slotte volgden stuipen en wij moesten ze
met een kogel uit hun lijden verlossen. Op deze wijze verloren wij twee
prachtige dieren, Kari en Jozef, overigens tot groote vreugde van Silla,
die nu de eenige hen in de korf was.
De vier overgebleven honden begonnen zich intusschen erg te vervelen;
ledigheid is des duivels oorkussen ook bij dieren. Lurven en Bismarck,
die tot nu toe zeer gehoorzaam aan Ola waren geweest, begonnen thans
weerspannig te worden en weigerden gehoorzaamheid. De
eerstgenoemde hond stookte Bismarck op. Dat was een groote,
prachtige hond van ongeveer twee jaren met een bek vol mooie tanden;
aan Ola's tanden had de tijd al geknaagd, al omgaf hem een zekere
waardigheid als aanvoerder, zoodat de anderen zich wel zouden
bedenken, eer ze hem aanvielen. Maar Lurven wist er wel raad op. In
galop stoof hij op Ola af, en Bismarck, die aan een grap dacht, sloot
zich bij zijn kameraad aan. Dichtbij Ola gekomen, hield Lurven
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 50
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.