voor de drachten moet worden aangemerkt.
De invloed van het Ras laat zich ook in den vorm van de costumes
nawijzen zooals ik dat reeds hier en daar in dezen text doe. Hierover
hebben ook Dr. Jos. Schrijnen, in zijn hoogst belangrijk boek over
"Nederlandsche volkskunde", Prof. J. H. Gallee in zijn werk over "Het
boerenhuis in Nederland en zijn bewoners", en Prof. L. Bolk in zijn
verhandeling over "De bevolking van Nederland in haar
anthropologische samenstelling", hun zienswijzen en de resultaten van
hun studiën neergelegd.
De rang en stand in de maatschappij heeft in zooverre ook haar invloed
op de nationale drachten doen gelden, dat de costumeering rijker en
fraaier werd, naarmate de drager in betere sociale omstandigheden
verkeerde. Op den vorm van de dracht had dit slechts weinig invloed,
men was niet gewend bijzondere kenteekenen, om de standen te
onderscheiden, te dragen.
Om deze redenen zijn dus onze nederlandsche nationale drachten echte
volks-drachten.
Anders is dit met de gelegenheids-kleedij. Niet alleen dat de vorm en
de kleur van de kleeding der kinderen dikwijls van de dracht van de
volwassenen onderscheiden is, maar voornamelijk wordt het
onderscheid groot tusschen daagsche, feestelijke of rouw-kleedij. Dit is
bij al onze nationale drachten min of meer het geval,
maar--begrijpelijkerwijze--daar het sterkst, waar de drachten nog
volledig door mannen en vrouwen gedragen worden, omdat ook de
oude zeden, met die oude drachten, behouden bleven.
De invloed van die zeden en gebruiken, doet zich dan zeer sterk op de
kleeding gelden, en komt in de verscheidenheid van die kleedij bij vele
gelegenheden tot uiting.
Opmerkelijk is daarbij vooral de bijzondere fraaiheid en
ingewikkeldheid van de trouw-costumes, en--hoe zou het anders
kunnen--vooral van deze gelegenheids-kleeding van de vrouwen.
Overal wordt bij de costumeering van "de bruid" een zeer bijzondere
prachtlievendheid, zoowel in kleur als in bewerking van het costume,
ten toon gespreid.
Maar ook het verschil in beroep bracht verschil in kleedij, zonder dat er
echter van een consequent doorgevoerde beroeps-kleeding kan
gesproken worden.
Zoo is er, bijvoorbeeld op Scheveningen, verschil in de kleeding
tusschen de visschers en de dorps-bewoners (die andere bezigheden
hebben). Maar over het algemeen is de afwijking van het algemeene
type der locale kleeding tengevolge van beroep of stand niet zeer groot.
De grootste variatie wordt veroorzaakt door de gelegenheid waarbij het
costuum gedragen wordt.
Ten slotte zou nog een afzonderlijk hoofdstuk te wijden zijn aan de
weezen-costumes. Ofschoon deze, als uniformen, niet tot de eigenlijke
nationale kleedij gerekend kunnen worden, staat daar tegenover, dat het
wezen en de vorm van vele dezer drachten toch zoo nauw bij de
eigenlijke volksdrachten aansluiten, er zoo zeer uit voortkomen en er
zich zoodanig mee hebben vermengd, dat deze meestal toch ook
ouderwetsche costumeeringen hier noodzakelijk in het kort besproken
moeten worden.
Enkele van deze costumes zijn hier in dit boekje afgebeeld en
beschreven, om toch vooral ook niet deze zoo typeerende kleedij te
vergeten, die door een groot deel van het publiek zoo goed gekend
wordt, en die, naast de werkelijke nationale drachten, toch ook veel
aardigs en eigens aan de lokale kleur van enkele Hollandsche steden
hebben bijgezet. De mooie Amsterdamsche burgerweesjes, die uit
Haarlem, uit Leeuwarden en zoovele andere steden, mochten in dit
bestek ook niet vergeten worden.
D. OVER DE BETEEKENIS VAN ONZE NEDERLANDSCHE
NATIONALE KLEEDERDRACHTEN UIT EEN ETHISCH EN
AESTHETISCH OOGPUNT.
Het ware zeer verkeerd onze nationale volks-kleederdrachten de
maatstaf van een hooger schoonheidsbeginsel aan te leggen. Zij
behooren, als een van de vele monumenten van oude geschiedenis en
kunst, geheel gelijk gesteld te worden met de kleinkunst, de
gebruikskunst, die uit het volk, uit zijn aard, zeden en gewoonten
voortkwam, zonder in wezenlijk of direct verband met de hoogste
intellectueele waarde en geestelijke idealen van dat (ons) volk te staan.
En omdat ons Nederlandsche volk zich in haar kunstuitingen, zelfs in
die van haar beste perioden, steeds meer een volk van
particulariseerend gevoel dan van veralgemeenende verstandelijkheid
heeft betoond, moet het ook niet verwonderen dat haar volks-kunst,
waaronder onze nationale kleederdrachten te rekenen zijn, nooit
belangrijker wordt dan wat met wat goede maar boertige smaak, veel
werk-kracht en een vroolijke maar oppervlakkige levensbeschouwing
bereikt kon worden.
Verheffend schoon zijn daarom onze nationale kleederdrachten niet,
maar ze zijn levensvol, soms rijk, soms fijn, maar over 't algemeen
meer aardig, merkwaardig en typeerend dan inspireerend. Zij behooren,
gelijk zoovele opmerkelijke maar anders geen hoogere princiepen
uitdrukkende meubelkunst en klein-architecteur, tot dat zelfde soort
monumenten van onze groote voorgeschiedenis gerekend te worden,
waarvan de overblijfselen nog voor een deel in enkele streken van ons
land te vinden zijn is in oude buurtjes en grachtjes, huisjes en hoekjes.
Als zoodanig hebben zij dus in het werkelijke hedendaagsche leven van
ons volk geen beteekenis meer dan die van "curieuse
bezienswaardigheid". Slechts in die gedeelten van ons land waar nog
oude of ouderwetsche zeden en
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.