De Muis of de gestoorde nachtrust | Page 2

Wilhelm Busch
is weg, uw rust begint."

Zij werkt zich uit de dekens, maar
Vol angst nog, lispt ze: "och, is
't waar?
Och, Sparretje, ik dank u wel.
Wat werkt zoo'n beest op
mijn gestel!
Nu kom ik er eens even uit,
Om u te danken, lieve
guit!"--
Maar 't muisje, nog al bij de hand,
Keek juist van onder 't
ledikant,
En Eva nauwlijks op den grond,
Sprong met haar dikke
voetjes rond.
Zij schreeuwde luid: "Daar is de muis:
Jaag Sparlief!
't beest toch buitenshuis."--
Fluks boog de man zich op den grond,

Of hij de snoode muis ook vond,
Sloeg woedend om zich, keer op
keer;
Maar zie, de muis ontsnapte weêr,
En zuchtend klaagde 't
echtlijk paar:
"Wij vangen 't dier nog in geen jaar;

Wat ons nog
overkomen zal
Bij zulk een schrikklijk ongeval?"
IV.
Wat nu gedaan in 't nachtlijk uur?
Hier was een goede raad wel duur;

Liet zich de muis ook niet meer zien,
Toch bracht zij angst aan de
echtelien.
Vrouw Eva's moed was lang gedoofd
En Spar, hij krabde
zich het hoofd;
Men keek elkaâr verlegen aan
En durfde niet ter rust

te gaan.
Niet zonder reden ook, want ach!
Daar kwam weêr 't
beestje voor den dag
En 't lijden ving op nieuw weêr aan.
Doch
Spar zei: "Vrouw, blijf gij maar staan;
'k Weet nu al hoe ik 't hebben
moet:
Ik vang het ondier in mijn hoed."--
Hij greep den hoed, ging
stil en zacht
Met sprakeloozen mond ter jacht;
Maar 't muisje, even
rustig stil,
Ziet dra wat Sparrebeen nu wil,
En hoe zich onze vriend
ook weer',
Het fopt den sukkel keer op keer.
Het loerde op de dikke
vrouw,
Als of het haar verjagen wou;
Maar Eva, door 't gevaar nu
leep,
Zei: "Wacht eens, Monster, 'k vat de kneep";
En nam van
achter 't ledikant
Een groote parapluie ter hand,
Die zij heldhaftig
opensloeg,
Terwijl haar man op 't muisje joeg.
V.
De muis was weg: men wist niet waar,
Spar sloeg de handen in elkaâr,

Hij zuchtte diep, de arme man
Want hij begreep er niets meer van,

Ook Eva sprak geen enkel woord;
De muis werd gansch niet meer
gehoord,
Maar Spar zei: "Top! ik weet het al,
Nu loopt het ondier in
den val
Zie, 'k neem mijn slaapmuts, beste meid!
En 'k leg die stil
en met beleid
Hier midden in de kamer neêr,
En 'k vang de muis, ja
bij mijn eer!
Laat gij u van uw man maar raân
En blijf maar stil wat
achter aan!"
--De wollen muts werd neêrgelegd,
Schoon Eva zei: "'t
Komt nooit terecht."--
Daar zat vriend Spar nu met zijn vrouw

Bijna een half uur in de kou,
Soms dommelde Eva zachtjes in,
Maar
dat was niet naar Sparbeens zin;
Hij gaf haar somtijds zulk een stoot,

Dat Eva achterover schoot.
Maar zie, daar kwam de muis weêr aan,

Nu liep ze voort, dan bleef ze staan,
Dan weder keek ze eens deftig
rond,
Of zij ook ergens iemand vond:
Zij zag de muts, bekeek die
stil,
Toen kroop ze er in; maar Eva's gil
Had bijna heel den boêl
verbruid,
En dan was 't met de vangst weêr uit!--
Leest verder wat
gebeuren zal,
Met 't muisje in zijn wollen val.
VI.

"Ik heb de muis!"--zoo juichte Spar,
En Eva was gansch in de war

Daar zij maar niet begrijpen kon,
Hoe Sparrebeen zoo iets verzon.

Vol eerbied staarde zij hem aan
Maar, bleef op verren afstand staan.

En d'edle jager sprak vol zwier:
"Hier, Vrouw! hier hebt gij 't
monsterdier!"
Maar 't vrouwtje zei: "Ik dankje wel,
'k Heb waarlijk
nu al kippenvel."
"Kom", sprak nu de onversaagde man,
"Nu zal ik
toonen wat ik kan.--
"Gij onruststoker in mijn huis,"
Zoo sprak hij
woedend tot de muis,
"'k Zal toonen dat ik winnaar ben,
En niets
dan uw verdelging ken.
Ik heb je vast verschrikklijk beest!
En zeg
je nu, je bent geweest!--
Lach, Eva, lach dan toch met mij,
Nu
slapen wij veer stil en vrij,
En gaan wij samen weêr ter rust,
Maar
eerst door u goê nacht gekust.
Kom, schielijk mij nu achterna,
Dan
ziet gij 's ondiers eind weldra,
Want, was haar loosheid ook al groot,

'k Verwon, en 't looze dier gaat dood!"
VII.
"Houd, Eva, gij u nu eens stil,"
Sprak Spar, "en hoor eens wat ik wil!

Het Beest, dat zoo onz' rust verstoort,
Zij oogenblikkelijk
vermoord:
Ik stort, wat ik zoo pas verzon,
De muis nu in de
waterton;
Daar vindt ze dra een wissen dood
En wij zijn dan weêr
uit den nood."--
"Maar, man, hoe zult ge dat toch doen?
Hoe kunt
ge zulk een denkbeeld voên!
Ach, Sparretje, geloof mij vrij,
De
muis is slim en vlug er bij,
En zoo ontkomt ze u eindlijk nog,"

"Hoor nu zoo'n wijf! Wat praat je toch?
Ik zeg je zult nu eens wat
zien:
Ik zal de muis een lesje biên,
En heeft het onze rust gekost,

Wij worden thans van 't leed verlost!
Sterf nu, verschrikkelijke muis!

Den marteldood hier in mijn huis."
En Eva sprak met 't hoofd op
zij':
"Och, Sparrebeen, heb medelij'!
Wie weet hoe 't eens met ons
nog gaat,
Laat 't beestje loopen, vrij op straat."
Maar Spar, die niet
meer luistren kon,
Schudt 't arme muisje in de ton.
"Verga, verteer,
o monsterdier!
Uw dood geeft mij het grootst pleizier!"
VIII.

Zoo als gezegd, werd ook gedaan,
Vrouw Eva was er meê begaan,

Maar Spar, tot 't uiterste gebracht,
Stapt moedig met zijn kostbre
vracht
Tot voor de ton, en roept
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 7
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.