De Lotgevallen van Tom Sawyer | Page 9

Mark Twain
mocht slaan om hem te te troosten? Of zou
ook zij, evenals de geheele valsche wereld hem den rug toekeeren?
Deze gedachte was zoo folterend en toch zoo zalig te gelijk, dat hij haar
op allerlei wijzen ging uitwerken, totdat zij op het laatst een akelig
schrikbeeld werd. Eindelijk stond hij zuchtende op en wandelde in de
duisternis voort. Tegen half tien liep hij in de verlaten straat, waar de
aangebeden onbekende woonde. Hij bleef een oogenblik stilstaan; zijn
luisterend oor vernam geen geluid. Een kaars wierp een bijzonderen
glans op de gordijnen van het venster eener bovenkamer. Zou de
heilige daar verblijf houden? Hij klauterde de heg over, baande zich
een weg door de planten, totdat hij onder het verlichte venster stond.
Een poos bleef hij diep ontroerd staan kijken; toen ging hij op den

grond op zijn rug liggen, met de handen, waarin het verlepte bloempje
verborgen was, gevouwen op de borst. Dus wilde hij sterven, de koude
wereld verlaten, zonder dak boven zijn arm hoofd, zonder vriendelijke
hand om het doodzweet van zijn voorhoofd te wisschen, zonder een
liefhebbend gelaat om zich vol medelijden tot hem voorover te buigen,
wanneer de bange doodsstrijd kwam. En zoo zou zij hem zien, als zij in
den vroolijken morgen naar buiten keek. En o! zou zij een traan op zijn
arm lijk laten vallen? Zou zij een zucht slaken, als zij zulk een jong
leven zoo ruw verwoest en zoo ontijdig afgesneden zag?
Daar ging het raam open, de schrille stem van eene dienstmeid
ontheiligde de plechtige stilte en een stortbad van ijskoud water
doorweekte den martelaar, die daar achterover op den grond lag.
Onze half gesmoorde held sprong op met een kreet, die hem verlichtte.
Toen kwam er een gesuis in de lucht als van een slingersteen,
vermengd met het mompelen van een vloek, waarop een geluid volgde
als van rinkelend glas en van voetstappen, die over den muur klommen
en in de duisternis wegstierven.
Niet lang daarna, toen Tom ontkleed, bij een eindje vetkaars, zijn
doorweekt pak stond te bekijken, werd Sid wakker.
Indien het denkbeeld om te klikken een oogenblik in zijne ziel opkwam,
werd hij daarvan door een onheilspellende uitdrukking op Toms gelaat
teruggehouden.
Deze laatste stapte in bed zonder zijn gewoon avondgebed op te zeggen,
en Sid maakte in stilte proces-verbaal op van dat verzuim.

HOOFDSTUK IV.
De zon ging op over een rustende wereld en wierp hare weldadige
stralen over het vreedzame stedeke St. Petersburg. 's Zondags na het
ontbijt was tante Polly gewoon huiselijke godsdienstoefening te houden.
Deze begon met een gebed, bestaande uit een reeks bijbelplaatsen,
bedekt met een dunne laag woorden van eigen vinding, en eindigde met

een van grimmigheid overvloeiend hoofdstuk uit de Mozaïsche
wetgeving.
Na afloop daarvan omgordde Tom, om zoo te spreken, zich de
lendenen en ging aan het werk om zijne teksten in het hoofd te krijgen.
Sid had zijne les dagen vooruit geleerd, maar Tom moest al zijn
krachten inspannen om vijf verzen te onthouden ofschoon hij een
gedeelte van de Bergrede gekozen had, daar hij geene teksten kon
vinden die korter waren.
Een half uur had Tom een vaag begrip van het geheel, maar meer niet,
want zijn geest zwierf over het gansche veld der menschelijke
gedachten en zijne handen hielden zich tot afleiding met allerlei
vermakelijke kunstjes bezig.
Marie nam het boek om de les te overhooren en hij trachtte den weg
door den zwaren mist te vinden.
"Zalig zijn de ar-r.... ar...."
"Armen."
"Ja- de ar-remen; zalig zijn de ar-remen."
"Van geest."
"Van geest. Zalig zijn de armen van geest, want zij... zij..."
"Want hunner..."
"Want hunner. Zalig zijn de armen van geest want hunner... is het
koninkrijk der hemelen! Zalig zijn zij die treuren, want zij...."
"Zij...?"
"Zul..."
"Want zij zul..."

"Z-u-l-l-e-n. Want zij zul... O, ik weet niet wat zij zullen!"
"Zullen..."
"O ja, zullen--zij zullen--zij zullen treuren; zalig zijn zij--die treuren,
want zij zullen... Wat zullen zij? Waarom zeg je het mij niet, Marie?
Het is gemeen om me zoo te plagen!"
"Tom, arme jongen, ik plaag je niet. Ik zou het niet over mijn hart
kunnen krijgen. Probeer het nog eens. Geef den moed niet op; je zult
het wel leeren,--en als je het doet, krijg je iets moois van mij. Zoo; nu is
het goed, mijn jongen."
"Ik zal het doen, maar zeg mij dan eerst wat het is, Marie."
"Neen, Tom. Je weet als ik zeg dat het mooi is, dan is het mooi."
"Op je woord van eer Marie. Goed, dan zal ik het er wel zien in te
pompen."
Hij ging aan het werk, en door nieuwsgierigheid en het vooruitzicht van
eene belooning geprikkeld, stampte hij de teksten in zijn geheugen en
eindigde met een schitterende overwinning te behalen. Marie gaf hem
een splinternieuw mes van twaalf
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 97
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.