De Lotgevallen van Tom Sawyer | Page 4

Mark Twain
woorden: "Dat is een goede les voor je,
mannetje. Ik zou je raden een volgenden keer te kijken wien je voor
hebt, eer je met iemand den gek steekt."
De nieuwe jongen stond op, sloeg het stof van zijne kleederen, en liep
snikkende weg, terwijl hij gedurig het hoofd omdraaide en Tom
dreigde, dat hij hem een ander maal wel te pakken zou krijgen. Tom
beantwoordde de dreigementen met schimpscheuten en stapte voort
met hooge borst. Hij had zijn rug echter nog niet gekeerd of de nieuwe
jongen nam een steen op, smeet hem dien achterna, raakte hem
daarmede tusschen de schouders en rende toen weg, zoo snel als zijne
beenen hem dragen konden. Tom zette den verrader na tot aan zijn huis
en ontdekte alzoo waar hij woonde. Een tijdlang bleef hij bij de deur
post vatten, den vijand tartende buiten te komen, maar deze hield zich
schuil achter het raam, waar hij tegen Tom gezichten stond te trekken.
Eindelijk kwam de moeder van den vijand voor den dag, die Tom voor
een leelijken, gemeenen jongen uitschold en hem gelaste zijn biezen te
pakken. Toen ging Tom heen en mompelde tusschen zijne tanden, dat
de nieuwe jongen geen cent waard was.
Hij kwam vrij laat te huis, en toen hij voorzichtig het raam insprong,
viel hij in eene hinderlaag, in de persoon van zijne tante, bij wie, toen
zij den staat zag, waarin zijne kleederen verkeerden, het besluit om zijn
vrijen Zaterdag in een gevangenschap met dwangarbeid te veranderen,
onherroepelijk vaststond.

HOOFDSTUK II.
De Zaterdagmorgen kwam; een heerlijke, warme zomerdag vol
vroolijkheid en leven. Alle harten waren blijde gestemd en de jeugd
uitte hare blijdschap in een opgewekt gezang. Genot was op elk gelaat
te lezen en van veerkracht getuigde iedere stap.

De acacia's stonden in vollen bloei en de lucht was van den geur der
bloesems vervuld.
De heuvels in en buiten St. Petersburg waren met een groen
zomerkleed getooid en zagen er zoo rustig en uitlokkend uit, dat hij die
ze in de verte zag droomde van het land van belofte, overvloeiende van
melk en honig.
Tom verscheen aan de deur met een emmer vol witkalk en een verf
kwast met een langen steel. Hij overzag de schutting die hij moest
witten, en de vroolijkheid week uit zijn hart en eene diepe
droefgeestigheid daalde daarin neder. Dertig el schutting negen voet
hoog! Ach, het leven was een last, zwaar om te dragen! Al zuchtende
doopte hij zijn kwast in de kalk en maakte eene dikke streek; hij
herhaalde het werk nog eens en nog eens, vergeleek het onbeteekenend
streepje gewitte schutting met het groote veld, dat nog gewit moest
worden, en zette zich ontmoedigd op een boomstam neder.
Daar kwam Jim, een liedje zingende, met een emmer aan den arm, de
deur uithuppelen. Water uit de stadspomp halen was tot nu toe in Toms
oogen een hatelijk werk geweest, maar vandaag scheen het hem zoo
heel naar niet. Immers hij wist, dat er menschen bij de pomp zouden
zijn. Zij was op sommige uren ongenaakbaar vanwege de jongens en
meisjes van allerlei soort; blanken, kleurlingen en negers waren er altijd
in menigte, die, terwijl zij hun beurt afwachtten, zich met speelgoed
verkwanselen, twisten, vechten en krijgertje spelen vermaakten.
Vandaar dat, hoewel de pomp vlak bij was, Jim nooit binnen het uur
terugkwam; en dan nog moest hij meestal gehaald worden.
Daarom zei Tom: "Zeg eens, Jim, zal ik water halen en jij witten?"
Jim schudde het hoofd en zei:
"Dat kan niet, jongeheer. De oude juffer heeft me gezegd, dat ik water
moest halen en met niemand moest blijven staan praten. Zij zei ook, dat,
als de jongeheer Tom me vroeg om te witten, ik net doen moest alsof ik
het niet hoorde;--en dat ze zou komen zien of ik gedaan had, wat ze
gezeid had."

"O, stoor je daar niet aan, Jim; dat zegt ze altijd. Geef den emmer: ik
ben binnen twee minuten terug. Zij zal het nooit te weten komen."
"Ik durf niet, jongeheer. Als de juffer het zag, zou ze me de haren uit
het hoofd trekken."
"Zij? Ze slaat haast nooit,--en als ze het doet, is het alsof er een veer
over je rug gaat. Zij heeft een grooten mond, maar praatjes doen geen
zeer. Jim, als je het doet, krijg je een knikker, een albasten knikker."
Jim begon te weifelen.
"Een albasten knikker Jim, en een baas ook?"
"Wel, het is verleidelijk, jongeheer, maar ik ben zoo bang voor de oude
juffer."
Doch Jim was een mensch en de verleiding was te groot. Hij zette den
emmer neder en nam den witten knikker. Een kwartier later, juist toen
tante Polly met een pantoffel in de hand, een glans van triomf op het
gelaat, uit den tuin kwam, hoorde men Jim luid klingelend
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 97
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.