hem op Zaterdag aan den
arbeid te zetten, als andere jongens vacantie hebben maar ik moet ten
minste mijn plicht doen, of ik zal het kind nog tot bederf worden."
Tom bleef uit school en had een prettigen middag. Hij kwam juist tijdig
genoeg tehuis, om Jim, den zwarten loopjongen, te helpen houtzagen
en de blokjes voor het avondeten te hakken. Of liever hij kwam bijtijds,
om Jim zijne avonturen te vertellen, terwijl deze drie vierden van het
werk deed. Toms jongere broeder (of eigenlijk stiefbroeder) Sid, was al
lang klaar met zijn werk van spaanders op te rapen; immers hij was een
bedaarde jongen, die volstrekt niet van avonturen en waaghalzerijen
hield.
Onder het eten deed tante haar neef, die af en toe stilletjes uit den
suikerpot nam, allerlei listige, diepzinnige vragen, om hem er in te laten
loopen. Gelijk vele andere eenvoudige lieden, beroemde zij er zich op,
dat zij een aangeboren talent bezat voor geheimzinnige diplomatie en
beschouwde zij de meest alledaagsche kunstgrepen, waarvan zij
gebruik maakte, als wonderen van list en vindingrijkheid.
"Was 't niet warm op school?" vroeg zij.
"Ja, tante."
"Schrikkelijk warm, niet waar?"
"Ja, tante."
"Had je geen lust om te gaan zwemmen, Tom?"
Tom begon lont te ruiken en trachtte tantes gelaat uit te vorschen maar
het bleef onwrikbaar in dezelfde plooi.
"Neen, tante," antwoordde hij, "niet zoo bijzonder."
De oude dame strekte de hand uit, om te voelen of Toms overhemd ook
nat was, en zeide:
"Je bent nu toch niet zoo bijzonder warm, Tom!"
Zij was verbaasd over haar eigen slimheid; zij had op deze manier
ontdekt dat Toms overhemd droog was, zonder dat iemand vermoedde
dat het juist dat was, waar zij achter wilde komen. Maar Tom wist al uit
welken hoek de wind woei en dacht dat 't beste zou zijn de vraag te
voorkomen, die nu volgen zou.
"Wij hebben ons hoofd onder de pomp gehouden," zeide hij, "en 't
mijne is nog nat. Voel maar?"
Tante Polly was boos op zich zelve, omdat zij aan die omstandigheid,
welke hem van de schuld had moeten overtuigen, niet gedacht had en
dus niet bijdehand genoeg was geweest.
Maar ze kreeg een nieuwe ingeving.
"Tom, je hebt toch het boordje, dat ik aan je hemd heb vastgenaaid, niet
behoeven los te maken om je hoofd onder de pomp te houden. Wacht,
ontknoop je buis eens." Toms gezicht klaarde weer op. Hij ontknoopte
zijn buis. Het boordje zat aan het hemd vast.
"Wel, loop dan maar heen. Ik dacht zeker, dat je van school waart gaan
strijken om te zwemmen. Doch ik zal je maar vergeven. 't Is met jou
toch maar boter aan de galg gesmeerd." Zij was half boos, dat hare
scherpzinnigheid gefaald had, en half blij, dat Tom toevallig niet
ongehoorzaam bleek te zijn. Toen zeide Sidney:
"Tante, hebt u het boordje met wit of zwart garen genaaid?"
"Wel, natuurlijk met wit.--Tom!"
Maar Tom wachtte de rest niet af. Eer hij de deur uitvloog, riep hij nog
even:
"Je krijgt een pak slaag, Sid, voor het klikken."
Zoodra Tom buiten het bereik van zijne tante was, haalde hij twee
groote naalden voor den dag, de een met zwart en de andere met wit
garen omwonden, die hij aan den binnenkant van zijn buis had
gestoken, en zeide:
"Ze zou het nooit gemerkt hebben als Sid het niet verklapt had. 't Is een
drommelsch werk; nu eens naait ze met zwart en dan weder met wit
garen. Ik wou maar, dat ze zich bij het een of het andere bepaalde; dan
wist ik waar ik mij aan te houden had. Maar Sid zal er voor lusten, of ik
heet geen Tom Sawyer meer!"
Tom was niet de modeljongen van het dorp. Hij wist echter best, wie
dat wel was en ook dat hij een geduchten hekel aan hem had.
In minder dan twee minuten had hij zijn verdriet vergeten. Niet omdat
hij het minder voelde dan volwassenen, maar omdat iets anders, dat
zijne belangstelling geheel innam, het onderdrukte en voor een
oogenblik uit zijne ziel verdreef. Dat andere was het aanleeren van eene
nieuwe manier van fluiten, die hij juist van een neger had afgezien en
waarin hij zich thans ongestoord kon oefenen. Het was een soort van
zacht gekweel, dat aan het geluid van een vogel deed denken en
voortgebracht werd door bij tusschenpoozen midden onder het fluiten
met de tong het verhemelte aan te raken. De lezer zal zich uit zijne
jongensjaren wel herinneren hoe men dat doet. Door vlijt en volharding
kreeg hij het kunstje spoedig beet en stapte hij door de straten met een
mond vol harmonie en een hart zoo vol dankbaarheid als dat van een
sterrekundige, die eene nieuwe planeet ontdekt heeft. Wanneer men het
genot van den astronoom had kunnen vergelijken met dat van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.