den Jonker van Ypendael, een hoogst beminnelijk jongeling, die, even als ik, voor zijn genoegen reisde en wiens kennismaking mij ten uiterste welkom was. Wij vormden het besluit, onze reis gezamentlijk voor te zetten. In Sicili?n overviel hem een kwaadaardige ziekte, welke van langen duur werd en waaruit hij slechts langzaam herstelde. Het spreekt van zelf dat ik mijn vriend en reisgenoot niet verliet en hem, zoo trouw ik kon, oppaste en verzorgde; maar dit onvoorziene toeval vertraagde mijn terugkomst opnieuw.
Des te zoeter was, na een zoolang uitblijven, ons beider gevoel, toen wij voor het eerst weder, over Munsterland teruggekeerd, de moedertaal, al was het dan ook met den Overijselschen tongval, hoorden spreken; en met aandoening was ik een dag later getuige van de heuglijke vereeniging mijns reisgenoots met zijn familie, die een Ridderhofstad aan gene zijde van Amersfoort bewoonde. Ondanks mijn vrij natuurlijke begeerte om mijn weg zonder oponthoud te vervolgen, ten einde hetzelfde geluk te smaken, dat mijn vriend was te beurt gevallen, kon ik zijn dringend aanzoek niet we��rstaan, om nog dien dag met hem te blijven doorbrengen en deel te nemen in het vrolijke familiefeest, waarop zijn behouden terugkomst gevierd werd en hetwelk volgens de uitdrukking der blijde ouders, niet volkomen zou zijn, indien de reisgenoot van hun zoon er aan ontbrak en zij de gelegenheid moesten missen om mij te bedanken voor de trouwe verzorging van hun Eduard. Ik kan niet anders zeggen of, niettegenstaande mijn gedachten meestal te Amsterdam waren, ik deed eer aan het maal en vergastte mij recht op de zoo lang ontbeerde dorperwtjes, op het heerlijk rundvleesch en de geurige fruit, die mij werden toegediend; want welke voordeelen ook de Hoogduitsche keuken moge hebben, ik gaf toch aan den Hollandschen pot de voorkeur en groette elken mondvol, dien ik nam, met hetzelfde vermaak, waarmede ik een lang gemisten vriend de hand zou gedrukt hebben.
"Kom, nog een glas borgonje!" riep mij de oude, dikke landedelman toe, terwijl zijn bolle wangen gloeiden van het geluk dat hem de wederkomst van zijn zoon verschafte, en van de herhaalde offers, aan Bacchus gebracht: "Deze wijn kan u geen kwaad: hij is van het echte merk en niet van die zure clairetwijnen, waar men in mijn jongen tijd niets van af wist, en waarmede men ons nu in de kle��ren wil steken. Kom, mijn jongen! de gezondheid van uw vader! Lang moge hij leven, tot heil van Amstels burgerij, en tot handhaving der goede Justitie!"
"Van harte gaarne!" zeide de oudste broeder mijns vriends, zijn glas vullende: "en dat hij er spoedig in moge slagen, dien gevreesden Zwarten Piet meester te worden, die, gelijk men zegt, de verstrooide bende van wijlen Jaco heeft vereenigt en er het Sticht mede afloopt.
"Wel zoo!" zeide lachende Eduard, "wilt gij die eer aan onze Stichtsche Baljuwen niet gunnen? Is dat nu een wensch voor den erfgenaam eener Heerlijkheid, welke het recht van hooge en lage jurisdictie bezit?--maar genoeg daarvan: Moeder schudt het hoofd en Leentje wordt bleek, wanneer wij zoo van dieven spreken. Ik laat den Hoofdschout daar, Ferdinand! en drink de gezondheid uws vaders."
"En dezen dronk," vervolgde de Baron, zijn geledigd glas weder vullende, "wijde ik uwer brave moeder!"
Het was reeds de derde reis, dat de goede man al de leden mijner familie met zijn toasten (gelijk men die thans noemt) was rondgegaan: en ik begon te vreezen, dat de gezondheid van de mijnen mij nog ziek zoude maken: ik verzocht dus, zoodra ik mijn glas geledigd had, om verlof, van mij naar mijn kamer te mogen begeven, tot verschooning bijbrengende, dat ik den volgenden dag, wilde ik nog met den avond te huis zijn, vroegtijdig vertrekken moest.
"Het blijft dan uw vast besluit ons morgen te verlaten?" vroeg de oude Heer.
"UEd. kan zelve be?ordeelen, of ik mijn vertrek langer mag uitstellen."
"De jonge heer heeft gelijk," zeide mevrouw van Ypendael: "en hoe gaarne wij langer zijn gezelschap zouden willen genieten, mogen wij hem echter niet tegen zijn zin hier houden; daar wij aan ons eigen hart kunnen gevoelen, hoezeer zijn familie naar zijn terugkomst verlangen moet. Wij zonden het ook niet aardig gevonden hebben, indien men onzen Eduard langer van huis gehouden had."--Met deze woorden drukte zij de hand van haar teruggekeerden lieveling.
"Gij hebt wel gelijk, moeder!" zeide deze, haar omhelzende: "ik vind mij nu zoo gelukkig: en zou ik dan mijn vriend beletten, dat zelfde geluk zoo spoedig mogelijk te smaken?"
"En hoe denkt gij de reis te doen?" vroeg mij de Baron.
"Mijn voornemen is, te voet tot Naarden, en verder per schuit te gaan."
"Te voet!" zeide de oude Heer, lachende: "gij zijt, dunkt mij, ook van de leer: haast u langzaam. Verbruid! ware ik in uwe plaats, en de zoon van een rijken Amsterdammer, ik nam te Amersfoort een wagentje bij Jan Stoffelsz, die rijdt flinke paarden: en dan: voort

Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.