ze nooit meer dood,) Dienen ze eens het land in nood!
'k Zwijg nu, als ze zag, hoe 't gas Kaars en olie wreed verbande; Nieuwheidszucht het oude, als was, Gansch herkneed heeft in den Lande; "Salomo," zoo riep zij wis, "Had het dan toch duchtig mis!"
Maar, deed Grootjes liefdrijk hart, Broeders! eens de vraag aan de aarde: "Hebt ge, o aard! nu minder smart, "Dan vóór gij die wondren baarde?" Wat zou 't antwoord wezen, dat Grootje dan te wachten had?
* * * * *
(1) Men herinnere zich de bevallige Portretjes bij de huwelijks-aanvragen.
GERUST IN DE ONSTUIME BAREN.
(_Spreuk van Willem den Eerste._)
Hoe de nood-orkanen woeden, Hoe, op 's levens holle vloeden, Speelbal van het wislend lot,-- Laat geen vrees uw hart vervaren; Rustig op de onstuime baren, En gelaten 't oog op God.
Cesar, prooi der woeste stroomen, Weet de vrees zijns volks te toomen, Door zijn kalm en rustig woord: "Zou," spreekt hij, "uw moed versagen? "Hebt gij niet, in spijt der vlagen, "Cesar en 't geluk aan boord?"
Maurits rust, aan Nieuwpoorts stranden, Deed zijn heir ten strijd ontbranden, Schoon aan d' afgrond van 't verderf; En Oranje's legervanen, Doen Albertus krijgsroem tanen, Maurits rust behoudt het erf.
Eerste Willem, Neêrlands Vader! Zelfs bij 't lood van den verrader, Bleef uw spreuk uw trouwe tolk: Treffe een Gerards u moorddadig,-- "Wees, o God! mijn ziel genadig," Bidt gij--"en dit arme volk!"
Hoe de nood-orkanen woeden, Hoe, op 's levens holle vloeden, Speelbal van het wislend lot,-- Laat geen vrees uw hart vervaren, Rustig op de onstuime baren, En gelaten 't oog op God.
EEN KLEIN SPRUITJE WORDT EINDELIJK EEN BOOM.
(_Spreuk van Maurits._)
De vrije Nederlanden Met regt alom vermaard, Wier vlag, aan alle stranden, Beroemd is over de aard',-- Ontwoekerd aan de plassen, Aan wier en aan moerassen, Door 't volk zoo vroed als vroom; Door ongehoorden nijver; Het pronkjuweel van d' ijver,-- Het spruitje wordt een boom.
Het hemeltergend Spanje Hoont Neêrlands goed en bloed, Maar Neêrland en Oranje, Ontvlamt in Heldenmoed! "Wat! droppel aan den emmer!" Brult Spanjes schepterklemmer, "Wat wil uw ijdle droom?" Doch, drupjes worden vloeden, Die toomeloos vaak woeden,-- Het spruitje wordt een boom!
De noeste Koopvaardije, Met welvaart op 't gelaat; De bloei der maatschappije, De zenuw van den staat! Wier altoos volle horen, Haar goud, bij goud trezoren, Ontlast met milden stroom; Ofschoon uit niet gesproten, Wie telt heur rijke vloten? Het spruitje wordt een boom!
Gij, landbouw en gij veeteelt, Gezegend tweelingpaar! Die zoo veel wellust meêdeelt, Waarheen het oog ook staar'; Uw welige akkers bloeijen, Uw malsche kudden loeijen, En geven enkel room! Hoe klein gij zijt begonnen, Wat schat hebt gij gewonnen ... Het spruitje wordt een boom!
Zie, Kunst en Wetenschappen, Veredelen den geest! Wie hoog staat op heur trappen, Is ook eens laag geweest! Maar langzaam opgeklommen, Tot hare heiligdommen, Met telkens minder schroom; Ziet, eindlijk vlijt, na 't klimmen, De kroon der eere glimmen,-- Het spruitje wordt een boom!
De vrije Nederlanden, Met regt alom vermaard, Wier vlag aan alle stranden, Beroemd is over de aard,-- Ontwoekerd aan de plassen, Aan wier en aan moerassen, Door 't volk zoo vroed als vroom; Door ongehoorden nijver, Het pronkjuweel van d' ijver,-- Het spruitje wordt een boom.
VOOR GODSDIENST EN VOOR VADERLAND.
(_Spreuk van Frederik Hendrik._)
Voor Godsdienst en voor Vaderland, Was Fredrik Hendriks leus. Zijn trouwe deed die leus gestand, Die ridderlijke keus; Het lemmer aan zijn zijde, Vloog hij verrukt ten strijde, En toonde door zijn' moed, Den oorsprong van zijn bloed!
Voor Godsdienst en voor Vaderland, Verwoei zijn blikkrend zwaard; De vijand vlood met schade en schand', Voor 's Pruisen heldenaard! Laat Flips het zelf getuigen, Wat steden moesten buigen, Voor Nassau's wrekend staal, In dappre zegepraal!
Voor Godsdienst en voor Vaderland! Was naauw zijn' mond ontgleên, Of de onverbreekbaarste eendragtsband Bond Vorst en Volk aaneen! Uw tooverwoord, Oranje! Betemde 't matig Spanje, En Neêrland vocht zich vrij, Van snoode dwinglandij!
DEUGD SCHEPT VREUGD.
(_Spreuk van Hendrik Laurenszoon Spiegel._)
Deugd Schept vreugd; Heerlijk woord! Grijze en jeugd! Zegt het voort,-- Wijs, die hoort!
Baat Het kwaad; Kwaad teelt smart, Vroeg, of laat, Voor het hart; Dwaas, die 't tart!
Houw En trouw, Aan de deugd! Op haar bouw', Grijze en jeugd,-- Deugd schept vreugd!
ELCK WAT WILS.
(_Spreuk van Roemer Visscher._)
Bart en Art en Art en Bart, Ruilden zamen hart voor hart! Maar hun vrijen zal niet baten, De Oudjes hebben 't in de gaten ... Elk wat wils, elk wat wils, Dan voorkomt men veel geschils!
Jan en Griet, uw huwlijks-schip Zeilt nog vast op bank en klip! 't Laat zich uit uw oog wel lezen, Ieder wil graag hoofdmast wezen-- Elk wat wils, elk wat wils, Dan voorkomt men veel geschils!
Vriendschap zweert: "voor de eeuwigheid "Zij ons zielesnoer geleid!" Maar, na weinige oogenblikken, Komt de twist dat snoer ontstrikken; Elk wat wils, elk wat wils, Dan voorkomt men veel geschils!
Heerschers van het aardsch gebied, Stelt uw
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.