nog in eer, Groei, bloei, o kaartenleggren-heer!
4. Hoe! rukken Moor en Arabier Zoo plotsling uit het Oosten? U, Spanje! geldt het krijgsgetier, Maar 't zoetst geschenk zal troosten! De vijand biedt de kaart u aan, En gij--verwenscht heur naar de maan!
5. Fluks waagt ze een kans in Frankenland, 't Wou eerst ook dáár niet lukken, Maar--zesde Karel,--zijn verstand, Kreeg eensklaps bijstre nukken! De Vorst wordt meer dan stapel gek, En nu, nu komt de kaart in trek!
6. De groote schilder Gringoneur, Een baas in 't portretteren, Liet in het spel, door frissche kleur, Geheel het hof spanceren; Dat deed den Koning zulk een deeg, Dat Gringoneur een lintje kreeg!
7. Maar eerst verdeelt hij nog de kaart, In vier verscheiden rijken; Hij had het opperbest geklaard, Elk stond er van te kijken! Geen mensch, die iets te vitten had, En, bij de Vorsten, zegt dat wat!
8. Bourgondi? verkreeg een ruit; De Frank, een schop, op 't plaatje; Een hart viel Orleans ten buit; Brittanje een klaverblaadje; Naauw was het af,--of zie, 't palet Schonk nu den hofstoet zijn portret!
9. La Hire en Hector, o, hoe schoon Wist u de kunst te malen! Gij spreidt het beeld van Mars ten toon, Kloekhafte Generalen! En wie de ronde boeren ziet, Miskent uw sprekend wezen niet!
10. Dat 's ruitenvrouw '--neen, 't is Sorel, Het liefje van den Koning, 't Was met des Konings hoofd niet wel, Daarom dient hij verschooning, Geen ander Vorst, bij vol verstand, Heeft immers liefjes aan de hand?
11. Wie, Pallas, maagd van Orleans! Die streed voor 's Konings regten, Wie waagt niet liefst met u een kans In 't eten, dan in 't vechten? Uw schoppen, schoppenvrouw, had klein, Gij schopte menige _Goddem_!
12. Wat majesteit, wat fiere bouw, Wat pracht van zijde lokken, O, overschoone klavervrouw! Gij hebt mijn oog getrokken! Maar dat mijn min zich zelv' verwinn', Ik bloos--'t is Frankrijks Koningin.
13. Wat lacht die freule harten wit, Haar hartje speelt in harten, Voor 't klooster had de maagd geen zit, Wis bragt ze er vreemde parten! Foei, Isabel van Beijren, foei! Uw goede naam krijgt nog een' knoei!
14. Maar wie of schoppenheer mag zijn? Dat 's wel een uitgelezen! 't Is Isrels David--de Dauphin, Er schijnt iets joodsch in 't wezen! Hij is, gemeten met een zeef, Nog Koning Davids achterneef!
Zoo biedt u elke pop het beeld Van eene onschatbre parel; En ieder, die een kaartje speelt, Speelt met het Hof van Karel! Doch de arm wordt lam van 't wijzen, stop! Sla zelv' uw kunstverzaamling op.
Wij keeren tot den Koning weêr, Hoor, 'k wil het niet verhelen, 't Was droevig toch, een Vorst en Heer, Met prentjes te zien spelen, Maar wonder, zonder wederga, Gansch Frankrijk aapte 't voorbeeld na!
Wat, Frankrijk? door heel 't wereldrond Kwam 't kaartspel in de mode; Nu, daar een Koning 't aardig vond, Een zot, die 't niet vergoodde, En was het spel, het spel eens dwaas, 't Was toch ook 't spel eens grooten baas!
Lof, driewerf lof, dus, de eedle kaart! Wier kunst de tijd doet spoeijen; Lof, 't vorstlijk spel! zoo wijd vermaard, Dat gekken zelfs kan boeijen, Lof, lof, aan de oudste antiquiteit, Die zoo veel vreugd voor de aard bereidt!
* * * * *
1. De eigenlijke oorsprong der speelkaarten, huist in Egypte.
2. De Egyptenaren beschreven de kaart met hieroglyphen, waardoor hun spel tegelijk eene godsdienstige strekking kreeg.
3. Op dergelijke bladen, van Egypte afkomstig, schreven ook de Sibyllen, eene soort van waarzegsters, hare orakelen. Voor hen, die haar kwamen raadplegen, wierpen zij deze kaarten in het wilde en door elkander, uit haar donker woonverblijf, waaruit dan de vrager een antwoord moest zoeken.
4. Weldra verspreidde zich de kaarten door geheel het Oosten, vooral onder de Mooren en Arabieren, die haar wederom in Spanje, onder den naam van Terrotten invoerden, waar dezelve, uit haat tegen de Moren, ten strengste verboden werden.
5. Uit Spanje werden zij in Frankrijk overgebragt, waar Koning Karel de Vijfde in 1396, ze mede niet dulden wilde. Een beter lot trof haar staande de regering van zijn' ijlhoofdigen opvolger, Karel den Zesden.
6. Een zeker Franschman, Jacquemin Gringoneur, vond uit, (tot niet weinig vermaak van den simpelen Koning), om eenige voorname personen van het Hof, op de kaart te schilderen.
7. De vier hoofdbenamingen der kaart, verdeelde hij in vier rijken.
8. Bourgondi? was ruiten, Frankrijk schoppen, Orleans harten en Brittanje klaverkaart.
9. La Hire en Hector, waren twee dappere Fransche Generaals, die in harten en ruitenboer werden afgebeeld.
10. Agnes Sorel, de maitresse des Konings was ruitenvrouw, onder de benaming van Rachel.
11. De beroemde maagd van Orleans, die zoo moedig tegen de Engelschen streed, werd Pallas genoemd, doch is eerst later in de kaart opgenomen.
12. De schoone Koningin Maria van Anjou, werd, onder den titel van Argina, eene verbastering van het Latijnsche Regina (Koningin), in klavervrouw voorgesteld.
13. Isabella van Beijeren, een niet
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.