De Liereman | Page 2

L. Schipper
vinding,
En bragt, door hieroglyphen, 't blad, Met godsdienst in verbinding;
Zoodat, van vromen geest bezield, Men kaartenspelend oefning hield!
3. Sibyllen! uw orakelhol, Hadd' nooit van goud geblonken, Zoo niet de
kaart, den vragersbol Het antwoord hadd' geschonken; Uw
goochelkunst staat nog in eer, Groei, bloei, o kaartenleggren-heer!
4. Hoe! rukken Moor en Arabier Zoo plotsling uit het Oosten? U,
Spanje! geldt het krijgsgetier, Maar 't zoetst geschenk zal troosten! De
vijand biedt de kaart u aan, En gij--verwenscht heur naar de maan!
5. Fluks waagt ze een kans in Frankenland, 't Wou eerst ook dáár niet
lukken, Maar--zesde Karel,--zijn verstand, Kreeg eensklaps bijstre
nukken! De Vorst wordt meer dan stapel gek, En nu, nu komt de kaart
in trek!
6. De groote schilder Gringoneur, Een baas in 't portretteren, Liet in het
spel, door frissche kleur, Geheel het hof spanceren; Dat deed den
Koning zulk een deeg, Dat Gringoneur een lintje kreeg!
7. Maar eerst verdeelt hij nog de kaart, In vier verscheiden rijken; Hij
had het opperbest geklaard, Elk stond er van te kijken! Geen mensch,
die iets te vitten had, En, bij de Vorsten, zegt dat wat!
8. Bourgondië verkreeg een ruit; De Frank, een schop, op 't plaatje; Een
hart viel Orleans ten buit; Brittanje een klaverblaadje; Naauw was het
af,--of zie, 't palet Schonk nu den hofstoet zijn portret!
9. La Hire en Hector, o, hoe schoon Wist u de kunst te malen! Gij
spreidt het beeld van Mars ten toon, Kloekhafte Generalen! En wie de
ronde boeren ziet, Miskent uw sprekend wezen niet!
10. Dat 's ruitenvrouw '--neen, 't is Sorel, Het liefje van den Koning, 't
Was met des Konings hoofd niet wel, Daarom dient hij verschooning,
Geen ander Vorst, bij vol verstand, Heeft immers liefjes aan de hand?
11. Wie, Pallas, maagd van Orleans! Die streed voor 's Konings regten,
Wie waagt niet liefst met u een kans In 't eten, dan in 't vechten? Uw
schoppen, schoppenvrouw, had klein, Gij schopte menige _Goddem_!
12. Wat majesteit, wat fiere bouw, Wat pracht van zijde lokken, O,
overschoone klavervrouw! Gij hebt mijn oog getrokken! Maar dat mijn
min zich zelv' verwinn', Ik bloos--'t is Frankrijks Koningin.

13. Wat lacht die freule harten wit, Haar hartje speelt in harten, Voor 't
klooster had de maagd geen zit, Wis bragt ze er vreemde parten! Foei,
Isabel van Beijren, foei! Uw goede naam krijgt nog een' knoei!
14. Maar wie of schoppenheer mag zijn? Dat 's wel een uitgelezen! 't Is
Isrels David--de Dauphin, Er schijnt iets joodsch in 't wezen! Hij is,
gemeten met een zeef, Nog Koning Davids achterneef!
Zoo biedt u elke pop het beeld Van eene onschatbre parel; En ieder, die
een kaartje speelt, Speelt met het Hof van Karel! Doch de arm wordt
lam van 't wijzen, stop! Sla zelv' uw kunstverzaamling op.
Wij keeren tot den Koning weêr, Hoor, 'k wil het niet verhelen, 't Was
droevig toch, een Vorst en Heer, Met prentjes te zien spelen, Maar
wonder, zonder wedergâ, Gansch Frankrijk aapte 't voorbeeld na!
Wat, Frankrijk? door heel 't wereldrond Kwam 't kaartspel in de mode;
Nu, daar een Koning 't aardig vond, Een zot, die 't niet vergoodde, En
was het spel, het spel eens dwaas, 't Was toch ook 't spel eens grooten
baas!
Lof, driewerf lof, dus, de eedle kaart! Wier kunst de tijd doet spoeijen;
Lof, 't vorstlijk spel! zoo wijd vermaard, Dat gekken zelfs kan boeijen,
Lof, lof, aan de oudste antiquiteit, Die zoo veel vreugd voor de aard
bereidt!
* * * * *
1. De eigenlijke oorsprong der speelkaarten, huist in Egypte.
2. De Egyptenaren beschreven de kaart met hieroglyphen, waardoor
hun spel tegelijk eene godsdienstige strekking kreeg.
3. Op dergelijke bladen, van Egypte afkomstig, schreven ook de
Sibyllen, eene soort van waarzegsters, hare orakelen. Voor hen, die
haar kwamen raadplegen, wierpen zij deze kaarten in het wilde en door
elkander, uit haar donker woonverblijf, waaruit dan de vrager een
antwoord moest zoeken.
4. Weldra verspreidde zich de kaarten door geheel het Oosten, vooral
onder de Mooren en Arabieren, die haar wederom in Spanje, onder den
naam van Terrotten invoerden, waar dezelve, uit haat tegen de Moren,
ten strengste verboden werden.
5. Uit Spanje werden zij in Frankrijk overgebragt, waar Koning Karel
de Vijfde in 1396, ze mede niet dulden wilde. Een beter lot trof haar
staande de regering van zijn' ijlhoofdigen opvolger, Karel den Zesden.
6. Een zeker Franschman, Jacquemin Gringoneur, vond uit, (tot niet

weinig vermaak van den simpelen Koning), om eenige voorname
personen van het Hof, op de kaart te schilderen.
7. De vier hoofdbenamingen der kaart, verdeelde hij in vier rijken.
8. Bourgondië was ruiten, Frankrijk schoppen, Orleans harten en
Brittanje klaverkaart.
9. La Hire en Hector, waren twee dappere Fransche Generaals, die in
harten en ruitenboer
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 20
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.