De Koran | Page 4

Not Available
het ontstaan als de voortplanting van het
Islamisme desniettemin een der buitengewoonste gebeurtenissen in de
jaarboeken des menschdoms.
Het is niet overbodig hier te doen opmerken, dat het groote Arabische
schiereiland niet altijd door éen volk van hetzelfde ras en met dezelfde
taal is bewoond geworden. De Arabische schrijvers onderscheiden er
drie verschillende menschenrassen, die elkander in Arabië hebben
opgevolgd en die allen Arabieren genoemd zijn geworden. Het eerste
ras wordt er aangeduid door den naam van Arabieren, el-Ariba [3]
volbloed-Arabieren of van onvermengd ras, of met andere woorden,
oorspronkelijke Arabieren. Dit ras bevat de volken, die langen tijd voor
Mahomet uitgestorven of uitgeroeid waren. Dit zijn de Adieten, de
Thémoedieten, de Amalika of Amalekieten, de bevolkingen van Tasm

en Djadis, die, volgens de Arabische geschiedschrijvers, uit Sem of
Cham, zonen van Noach, zijn gesproten. Het tweede ras is dat van de
Arabieren, Moetéarriba (Arabieren die dat zijn geworden). Men
beschouwt deze als voortgekomen uit Kaktan of Joktan, zoon van
Heber; dezen hebben zich aanvankelijk in het gebied van Yemen (in
Gelukkig Arabië) gevestigd, van waar zij zich naar alle overige
gedeelten van Arabië hebben verbreid, door het uitzenden van
volkplantingen, en nu eens door zich met de oorspronkelijke stammen
te vermengen, of dan eens door hen te vervangen in het uitsluitende
bezit van verschillende streken. De Himyarieten behooren tot de
Moetéarriba-Arabieren, of, zoo als Caussin de Pergeval hen noemt,
secondaire Arabieren. Het derde ras is dat van de
Moesta'riba-Arabieren, (die met de andere Arabieren gelijk zijn
gesteld); dit zijn de afstammelingen van Ismaël, den zoon van Abraham.
Deze hebben zich in het gebied Hedjaz (woest Arabië) gevestigd en
achtereenvolgens zich in al de andere gedeelten van Arabië verspreid:
dit zijn de tertiaire, of Ismaëlitische Arabieren. Tot dat ras behooren de
Arabieren, die sedert onheugelijke tijden rondom Mekka gevestigd zijn,
en in het bijzonder het geslacht der Koreïshieten, waaruit Mahomet
geboren werd. Alhoewel de Arabieren de grootste zorg hebben
gedragen om hunne geslachtslijsten te bewaren, zijn toch al de
pogingen der Arabische geschiedschrijvers, om de rechtstreeksche
afstamming vast te stellen van Mahomet tot Ismaël, gedurende een
tijdverloop van twintig eeuwen, vruchteloos geweest; maar over het
algemeen komen zij wel overeen betrekkelijk zijne geslachtsrekening
tot Adnan, die voor een' afstammeling van Ismaël gehouden wordt.
Neemt men drieëndertig jaren voor elk menschengeslacht aan, dan kan
men het tijdvak van Adnan op omstreeks 130 jaren voor Chr. stellen,
zoodat er dan alleen enkele namen overblijven van degenen, welke
door de geschiedschrijvers vermeld worden, om de heele tijdruimte aan
te vullen, die er verloopen is tusschen Ismaël, den zoon van Abraham,
en Adnan, een' persoon die meer nabij ons tijdvak heeft geleefd.
Hoe groot nu ook die gaping zij, zoo bestaat er toch geen eenige grond
om het geslachtsregister van Mahomet in twijfel te trekken. Integendeel
zijn er twee beschouwingen, die ten voordeele daarvan schijnen te
pleiten. In de eerste plaats zijn dit onderscheiden gedeelten van den

Bijbel, te beginnen met de boeken van Mozes tot aan de profeten [4],
die daarin overeenkomen, dat zij de Arabieren uit Woest Arabië (van
Hedjaz en Mekka) als Ismaëlieten beschouwen, en voorts ook de
eerbied dien zij voor de nagedachtenis van Abraham hebben bewaard.
Inderdaad zou, volgens de overlevering uit den tijd voor Mahomet, de
vermaarde tempel van Caaba, die ten doel strekte van de
pelgrimstochten der Arabieren, en veel ouder is dan de stad Mekka
zelve, door Abraham gedurende zijn verblijf in Arabië opgericht zijn;
en eindelijk in dienzelfden tempel, welke eene soort van pantheon voor
de Arabieren is geworden, zag men, ten tijde van Mahomet, een figuur,
die Abraham, den stichter der eeredienst van den eenigen God,
voorstelde en naast de Arabische godheden of de Christen heiligen
geplaatst was. Moge nu die aaneenschakeling al of niet gegrond zijn,
moge zij zeer oud wezen of nabij het tijdstip van den Islam liggen,
zooveel is waar, dat die afkomst van Mahomet eene belangrijke rol in
zijne zending speelt, en niet weinig tot zijn' opgang bijgedragen moet
hebben. Vooral in den aanvang van zijn apostelschap, toen het er nog
op aankwam, de Arabieren van de afgodendienst los te maken, vond
Mahomet in het voorbeeld van Abraham een grooten steun voor den
door hem gepredikten godsdienst, en hij plaatste dien godsdienst onder
de bescherming van een' persoon, wiens nagedachtenis onder zijne
landgenooten algemeen geëerbiedigd werd.
De stad Mekka is niet vroeger dan in de vijfde eeuw onzer jaartelling
gesticht; maar de vallei van Mekka strekte sedert de vroegste tijden tot
verblijf der Arabische stammen, die zich in den omtrek der overblijfsels
van den Caaba-tempel nedersloegen, waarvan zij de bewaking en het
bestuur als eene eer en als gevende aanspraak op den eersten rang,
elkander onafgebroken betwistten. Omstreeks het jaar 200 der gewone
jaartelling, werd een der afstammelingen van Adnan, Firh geheeten en
El Koreïsh bijgenaamd, de stamvader van den vermaarden stad
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 445
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.