allen Arabieren genoemd zijn geworden. Het eerste ras wordt er aangeduid door den naam van Arabieren, el-Ariba [3] volbloed-Arabieren of van onvermengd ras, of met andere woorden, oorspronkelijke Arabieren. Dit ras bevat de volken, die langen tijd voor Mahomet uitgestorven of uitgeroeid waren. Dit zijn de Adieten, de Thémoedieten, de Amalika of Amalekieten, de bevolkingen van Tasm en Djadis, die, volgens de Arabische geschiedschrijvers, uit Sem of Cham, zonen van Noach, zijn gesproten. Het tweede ras is dat van de Arabieren, Moetéarriba (Arabieren die dat zijn geworden). Men beschouwt deze als voortgekomen uit Kaktan of Joktan, zoon van Heber; dezen hebben zich aanvankelijk in het gebied van Yemen (in Gelukkig Arabi?) gevestigd, van waar zij zich naar alle overige gedeelten van Arabi? hebben verbreid, door het uitzenden van volkplantingen, en nu eens door zich met de oorspronkelijke stammen te vermengen, of dan eens door hen te vervangen in het uitsluitende bezit van verschillende streken. De Himyarieten behooren tot de Moetéarriba-Arabieren, of, zoo als Caussin de Pergeval hen noemt, secondaire Arabieren. Het derde ras is dat van de Moesta'riba-Arabieren, (die met de andere Arabieren gelijk zijn gesteld); dit zijn de afstammelingen van Isma?l, den zoon van Abraham. Deze hebben zich in het gebied Hedjaz (woest Arabi?) gevestigd en achtereenvolgens zich in al de andere gedeelten van Arabi? verspreid: dit zijn de tertiaire, of Isma?litische Arabieren. Tot dat ras behooren de Arabieren, die sedert onheugelijke tijden rondom Mekka gevestigd zijn, en in het bijzonder het geslacht der Kore?shieten, waaruit Mahomet geboren werd. Alhoewel de Arabieren de grootste zorg hebben gedragen om hunne geslachtslijsten te bewaren, zijn toch al de pogingen der Arabische geschiedschrijvers, om de rechtstreeksche afstamming vast te stellen van Mahomet tot Isma?l, gedurende een tijdverloop van twintig eeuwen, vruchteloos geweest; maar over het algemeen komen zij wel overeen betrekkelijk zijne geslachtsrekening tot Adnan, die voor een' afstammeling van Isma?l gehouden wordt. Neemt men drie?ndertig jaren voor elk menschengeslacht aan, dan kan men het tijdvak van Adnan op omstreeks 130 jaren voor Chr. stellen, zoodat er dan alleen enkele namen overblijven van degenen, welke door de geschiedschrijvers vermeld worden, om de heele tijdruimte aan te vullen, die er verloopen is tusschen Isma?l, den zoon van Abraham, en Adnan, een' persoon die meer nabij ons tijdvak heeft geleefd.
Hoe groot nu ook die gaping zij, zoo bestaat er toch geen eenige grond om het geslachtsregister van Mahomet in twijfel te trekken. Integendeel zijn er twee beschouwingen, die ten voordeele daarvan schijnen te pleiten. In de eerste plaats zijn dit onderscheiden gedeelten van den Bijbel, te beginnen met de boeken van Mozes tot aan de profeten [4], die daarin overeenkomen, dat zij de Arabieren uit Woest Arabi? (van Hedjaz en Mekka) als Isma?lieten beschouwen, en voorts ook de eerbied dien zij voor de nagedachtenis van Abraham hebben bewaard. Inderdaad zou, volgens de overlevering uit den tijd voor Mahomet, de vermaarde tempel van Caaba, die ten doel strekte van de pelgrimstochten der Arabieren, en veel ouder is dan de stad Mekka zelve, door Abraham gedurende zijn verblijf in Arabi? opgericht zijn; en eindelijk in dienzelfden tempel, welke eene soort van pantheon voor de Arabieren is geworden, zag men, ten tijde van Mahomet, een figuur, die Abraham, den stichter der eeredienst van den eenigen God, voorstelde en naast de Arabische godheden of de Christen heiligen geplaatst was. Moge nu die aaneenschakeling al of niet gegrond zijn, moge zij zeer oud wezen of nabij het tijdstip van den Islam liggen, zooveel is waar, dat die afkomst van Mahomet eene belangrijke rol in zijne zending speelt, en niet weinig tot zijn' opgang bijgedragen moet hebben. Vooral in den aanvang van zijn apostelschap, toen het er nog op aankwam, de Arabieren van de afgodendienst los te maken, vond Mahomet in het voorbeeld van Abraham een grooten steun voor den door hem gepredikten godsdienst, en hij plaatste dien godsdienst onder de bescherming van een' persoon, wiens nagedachtenis onder zijne landgenooten algemeen ge?erbiedigd werd.
De stad Mekka is niet vroeger dan in de vijfde eeuw onzer jaartelling gesticht; maar de vallei van Mekka strekte sedert de vroegste tijden tot verblijf der Arabische stammen, die zich in den omtrek der overblijfsels van den Caaba-tempel nedersloegen, waarvan zij de bewaking en het bestuur als eene eer en als gevende aanspraak op den eersten rang, elkander onafgebroken betwistten. Omstreeks het jaar 200 der gewone jaartelling, werd een der afstammelingen van Adnan, Firh geheeten en El Kore?sh bijgenaamd, de stamvader van den vermaarden stad der Kore?shieten, die in het vervolg een' grooten invloed te Mekka verkreeg. Kossa?, een van zijn afstammelingen in het vijfde geslacht, slaagde er niet alleen in, de Khozzaas, een andere Arabischen stam, als beheerders van Mekka uit den zadel te lichten, maar ten einde die belangrijke betrekking ten eeuwigen dage aan zijn geslacht te verzekeren, wist hij de Kore?shieten te belezen, rondom
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.