De Harmonie van het Dierlijke Leven | Page 9

F. C. Donders
leven ten gronde ligt. De bewegingen tot ademhaling nemen
een einde; en eenige uren later is van ontbinding nog geen spoor te zien,
maar de toestand van elk ligchaamsdeel is toch een geheel andere
geworden. Nu eerst heeft de spier haar zamentrekkend vermogen
geheel verloren; nu eerst is alle werkdadigheid van het zenuwstelsel
vernietigd. Door duizenden van overgangen maakt de stofwisseling in
de weefsels, die aan 't gezonde leven ten gronde ligt, plaats voor die
wisseling, welke wij ontbinding noemen; en al deze verschijnselen,
leven, stoornis, ontbinding, zijn even noodwendig en volgen elkander
wettig op.
Zoo geeft dezelfde wet, waarop de harmonische betrekking tusschen
het dierlijk organismus en de uitwendige invloeden berust, tevens
rekenschap van de onvolmaaktheden, die haar aankleven. Wil
daarentegen de teleoloog deze onvolmaaktheden in zijne
beschouwingswijze opnemen, dan velt hij zijn eigen vonnis. Of zou hij,
op het natuurkundig standpunt, de stoornissen onzer bewerktuiging als
de tuchtroede willen beschouwen eens goeden Vaders, tot onze
zedelijke verbetering?
* * * * *
Maar nog van eene andere zijde van het dierlijk organismus schittert
ons de prachtigste harmonie in het oog. Ik bedoel: in de betrekking tot
zijne levensbehoeften en in die zijner zamenstellende deelen tot
elkander. De tijd gedoogt niet, u ook deze even uitvoerig te schilderen:
trouwens, zij staat levendig genoeg u voor den geest. De teleogie, die
hier vooral de bouwstoffen vergaderde voor haren tempel, is nimmer in
gebreke gebleven, ze u op zegevierenden toon voor oogen te stellen.
Wie bewonderde niet vaak, met hooge ingenomenheid, de treffende
evenredigheid tusschen de eigenschappen en vermogens van elk dier en

deszelfs levenswijze en levensbehoeften? De kracht, de vlugheid en
juistheid van elk zijner bewegingen, de scherpte en het doordringend
vermogen zijner zintuigen, ja de oneindige verscheidenheid van
neigingen en vermogens, die men met den naam van instinct pleegt te
bestempelen, alles beantwoordt harmonisch aan de behoeften van elk
dier, en verzekert de instandhouding van het individu en de
voortplanting der soort!
Altijd en overal ligt aan de verrigting de bouw ten gronde. Ook deze,
bij gevolg, moet aan de behoeften beantwoorden, waar de verrigtingen
hieraan harmonisch geëvenredigd zijn: en zoo worden wij als van zelve
gewezen op de harmonische betrekking tusschen de zamenstellende
deelen van hetzelfde organismus. In dit opzigt zou elk dier, welke
plaats het in de rij der wezens moge innemen, ons breede stof ter
beschouwing opleveren. Springt niet overal de volmaaktste
evenredigheid ons in het oog tusschen de passieve en actieve organen
van beweging? Bezit het hoofdorgaan des bloedsomloops niet altijd de
vereischte kracht, om het levensvocht door het geheele ligchaam rond
te voeren? Zijn niet juist menigvuldige verbindingen en vlechten
tusschen de bloedvaatstammen daar voorhanden, waar het ligtst
hinderpalen dreigend zich konden opdoen? Wat meer is,--terwijl de
zintuigen en de geheele oppervlakte van het ligchaam als wakkere
wachters voor de indrukken der buitenwereld openstaan, en deze aan
het bewustzijn mededeelen, staat, in al de organen van het
voedingsleven, het gevoel op zóó lagen trap, dat wij noch van de
zamentrekkingen van het hart, noch van de bewegingen van maag en
darmkanaal, noch van den prikkel en de wrijving der vochten, waaraan
beide zijn blootgesteld, eenige de minste kennis krijgen. Ziet gij
niet,--roept de teleoloog u toe,--waartoe dit dient? Zóó alleen was de
werking van uwen geest vrij en onbelemmerd; zóó alleen werd hij
nimmer afgetrokken in de waarneming der buitenwereld; zóó alleen
kon hij zich ongestoord verheffen tot in hoogere sferen.--Gij erkent die
harmonie; gij ziet er, op het menschelijk standpunt, zelfs het
doelmatige van in. Maar gij verlangt meer. Gij wilt van deze en van zoo
vele andere verschijnselen den grond kennen. Gij wilt zien aangetoond,
dat zij aan wetten gebonden, dat zij noodwendig zijn. Gij wilt weten,
waardoor zij tot stand kwamen, en hoe zij zich handhaven. Ik wijs U op

de wet van oefening: Elk orgaan, elk ligchaamsdeel wordt onder den
duurzamen invloed van den wil of van andere omstandigheden
zoodanig gewijzigd, dat het beantwoordt aan hetgeen de wil of de
omstandigheden van hetzelve eischen.
Toetsen wij deze wet aan de verschijnselen, dan zal tevens blijken, dat
zij rekenschap geeft van die harmonische betrekking, waarop wij een'
vlugtigen blik wierpen.
De schoonste overeenstemming bemerkten wij tusschen de
levensbehoeften van elk dier en de kracht, de vlugheid en juistheid
zijner bewegingen. Maar komt u hierbij niet onmiddellijk voor den
geest, dat, door oefening, onze krachten, tegelijk met de spier zelve,
ontwikkeld worden? Hebt gij den geoefende niet vaak bewegingen,
voor ons volstrekt onuitvoerbaar, met eene vlugheid en juistheid zien
volbrengen, die aan het ongeloofelijke grensden? Ik zag een meisje, bij
't welk het gemis der bovenste ledematen aangeboren was, met hare
voeten, oorspronkelijk als de onze gevormd, allerlei handwerk
verrigten. 't Was alsof de voeten in handen herschapen waren. Zóó
vermogend is de invloed der oefening! En bedenkt men nu, dat bij elk
dier
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 20
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.