zij diende, doch dit niet aan de profanen wenschte bekend te maken.
De bewijzen welke aangevoerd kunnen worden om aan te toonen dat Khoefoe de bouwer was, zijn inderdaad zeer gering en berusten hoofdzakelijk op het vinden van een tablet in de Pyramide waarop zijn naam voorkomt, zoodat wij het in geen geval een wetenschappelijk feit kunnen noemen dat Khoefoe de bouwer was. Uit okkulte bron wordt ons medegedeeld dat Khoefoe enkele gedeelten der Pyramide, welke beschadigd waren, herstelde en ook, om voor ons onbekende redenen, enkele der kamers, die vroeger toegankelijk waren, afsloot [21]. Dat het zijn begraafplaats niet was, is zoo goed als zeker. Tenminste nooit is zijne mummie er gevonden; en Prof. Greaves deelt ons mede dat Diodorus in zijne verhandeling over Egypte eene merkwaardige bijzonderheid omtrent Khoefoe vermeldt. Hij zegt dat deze, hoewel hij de Pyramide als zijn begraafplaats bedoelde, er nimmer begraven werd, omdat hij vreesde dat zijn mummie door de bevolking, die hem haatte, verscheurd en vernietigd zou worden. Bij zijn sterven beval hij daarom zijn vrienden, hem op een verborgen plaats te begraven. Piazzi Smyth nu meent dat deze 1000 voet ten Zuid-oosten van de Pyramide ligt, omdat de daar gevonden begraafplaats overeenkomt met de beschrijving van de bedoelde verborgen plaats.
Hoewel er dus niets met zekerheid bekend is omtrent het bouwen der Groote Pyramide door Khoefoe of Cheops, wordt hij vrij algemeen beschouwd de bouwer te zijn en wordt zij dan ook meestal naar hem genoemd. Behalve deze bouwer worden er natuurlijk tal van anderen genoemd, meestal in verband met de meest fantastische verhalen omtrent de reden van den bouw en omtrent den bouw zelf. Wanneer wij deze verhalen in het licht der Theosofie beschouwen, ligt er gewoonlijk in elk een zekere waarheid verborgen. Over het algemeen kunnen wij bij de Grieken niet veel vinden dat ons eenige zekerheid omtrent den bouwer geeft. Enkele belangwekkende verhalen omtrent hem vinden wij echter bij Arabische schrijvers. John Greaves, een van de bekendste bezoekers van en schrijvers over de Pyramide, geeft ons een van deze verhalen, door hem uit het Arabisch vertaald.
"De schrijver van het boek, genaamd Morat Alieman schrijft: 'Zij verschillen met betrekking tot dengene, die de Pyramide bouwde. Enkelen zeggen Joseph, enkelen zeggen Nimrod, enkelen Dalukah de Koningin, en enkelen dat de Egyptenaren ze voor den Vloed bouwden, want zij voorzagen dat deze komen zou, en zij brachten hunne schatten derwaarts, maar het gaf hun niets.' Op een andere plaats vertelt hij ons dat volgens de Kopten (of Egyptenaren) deze twee groote pyramiden en de kleinere, welke gekleurd is, graven zijn. In de oostelijke pyramide is Koning Saurid begraven, in de westelijke pyramide zijn broeder Hougib en in de gekleurde pyramide Farfarinoun, de zoon van Hougib. De Sab??n verhalen dat een er van het graf van Shub (dat is Seth) is, en de tweede het graf van Sab, den zoon van Hermes, waarom zij Sab??n genoemd worden. Zij maken er bedevaarten naar toe en offeren hem een haan en een zwart kalf en offeren hem wierook." [22]
Een andere Arabische geschiedschrijver, Ibn Aba Alkokm, geeft denzelfden naam van den bouwer namelijk Saurid, en zegt eveneens dat zij voor den vloed gebouwd werden.
In deze verhalen vinden wij dus niets dat de Theosofische mededeeling omtrent den bouwer bevestigt, alleen--dit zij terloops gezegd--bevestigen zij dat zij gebouwd werden vóór den zondvloed, dus vóór de overstrooming die Atlantis onder de golven bedolf.
Josephus, de Joodsche geschiedschrijver, zegt dat de Isra?lieten gedurende hunne gevangenschap aan pyramiden moesten werken. Waarschijnlijk is dit echter geweest dat zij aan enkele der latere pyramiden werkten, ofschoon Yeates [23] zegt dat zij nooit te Gizeh waren, doch elders hunne steenen pyramiden kunnen gemaakt hebben. T. Gabb in The Origin of Measures zegt dat zij "het voortbrengsel waren van de onmiddellijke afstammelingen van Seth" en dat "de onmiddellijke afstammelingen van Seth van grooter gestalte dan wij waren". Dit laatste nu is de eenige aanduiding in niet-theosofische beschrijvingen van de werklieden die bij den bouw gebezigd werden, welke aan hen een grootere gestalte dan de onze toekent. Met betrekking tot den bouwer vinden wij ook hier echter niets om onze theosofische gegevens te staven.
Thans komen wij echter tot eene reeks theorie?n omtrent den bouwer, die dit wel doen. John Taylor, de beroemde schrijver van The Great Pyramid, Who built it and Why was it built? zegt: "Aan Noach moeten wij het oorspronkelijke denkbeeld, het overheerschend denkvermogen en het edele doel toeschrijven. Hij die de ark bouwde was van alle menschen de meest bekwame om het bouwen van de Groote Pyramide te besturen". [24] Nu ligt het mijns inziens voor de hand dat de Ark en de Groote Pyramide een en hetzelfde gebouw waren, indien wij de mythologische verhalen omtrent het doel van het bouwen van beide nagaan. Doch alvorens verder in te gaan op John Taylors uiting, wensch ik
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.