De Groote Pyramide | Page 4

H.J. van Ginkel
met die benaming. Zeker is het, dat het invoeren van een weelderig leven bij een groot volk steeds het kenmerk geweest is van een begin van verval, getuige het ons bekende geschiedkundige Romeinsche Rijk, zoodat wij mogen aannemen dat het hoogste punt van bloei van het rijk niet was ten tijde van Menes, doch lang vóór dien tijd, en dat dus de aanvang van die beschaving nog veel verder in de grijze oudheid terugligt. Wij zien tot dusver nog geen verschil tusschen beide theorie?n omtrent de oudheid der Egyptische beschaving. Echter komt een groot verschil aan het licht, wanneer wij nagaan wat de wetenschap leert omtrent de bestanddeelen van de bevolking en de wijze waarop het land bevolkt werd. Op één punt zijn de Egyptologen het vrijwel eens, namelijk dat het bekende geschiedkundige Egyptische ras een mengeling was van Afrikaansche negerstammen en Aziatische kolonisten, doch dat gedurende het bekende geschiedkundige tijdperk de Egyptenaren niet meer bekend waren met hunne eigenlijke voorvaderen, dat de typen zeer vermengd waren, en dat in hun type dat van alle rassen, die beurtelings Egypte overheerschten, gevonden werd. Prof. Maspéro brengt de Egyptenaren terug tot de proto-semitische rassen [5], die uit Azi? kwamen over de landengte van Suez en aan de oevers van den Nijl een ander ras, dat waarschijnlijk een negerras was, vonden,--hetwelk zij in de binnenlanden terugdrongen. Wanneer dit nu plaats vond is moeilijker te zeggen, en wij bevinden dat de Egyptologen zooals Flinders, Petrie, Budge, Maspéro, Wiedemann e.a. geen datums geven en eerst een bepaalde tijdrekenkunde volgens dynastie?n invoeren sedert Menes. Dat het zeer lang vóór Menes plaats vond, blijkt uit het voorgaande. Deze kolonisten schijnen zich het eerst gevestigd te hebben in Boven-Egypte, ten zuiden van het geschiedkundige Thebe, zelfs vóór het vormen van de Nijldelta, en zich langzamerhand meer en meer naar het Noorden hebben uitgebreid. Dat dit zoo was, kan ons nog blijken uit de legenden die onder de bekende mededeelingen der latere priesters voorkomen omtrent de bewoners van het Zuiden, die zij als een soort voorouderlijke Goden beschouwden, genaamd de Zonen van Horus of Schesoo-Hor. Deze waren de bewoners van de landen gelegen in de nabijheid der bronnen van den Nijl, genaamd Poent, en waarvan gesproken werd als het heilig land van Khent. Altijd bleef voor de noordwaarts getrokken volkeren het zuiden het groote Heilige verblijf en al hunne legenden zijn vol verwijzingen er naar. Blijkbaar niet zonder reden, al moeten wij deze zoeken in Theosofische en niet in wetenschappelijke geschriften. H. P. Blavatsky zegt in de Geheime Leer [6] dat deze oorspronkelijke bewoners van Poent een Arische stam waren die van uit Azi? naar de bronnen van den Nijl trok.
Zij beschrijft dezen kolonisatietocht zeer uitvoerig. Een nadere beschrijving, wie de Koningen van de voorouders der Egyptenaren waren, geeft zij in de Geheime Leer, deel II, blz. 402, 403.
"In dit tijdperk nu moeten wij zoeken naar het eerste optreden van de voorvaderen dergenen, die wij de oudste volkeren der wereld noemen--thans onderscheidenlijk genaamd de ?rische Hindoes, de Egyptenaren en de eerste Perzen aan de eene en de Chaldee?n en Phoenici?rs aan de andere zijde. Deze werden door de Goddelijke dynastie?n bestuurd, d.w.z. Koningen en Heerschers die van den sterfelijken mensch slechts zijn stoffelijk uiterlijk, zooals dat toen was, bezaten, doch wezens waren van Bollen, hooger en hemelscher dan onze Bol nog over vele Manwantara's zijn zal. Het is natuurlijk nutteloos te trachten het bestaan van dergelijke wezens aan sceptici op te dringen."
Hoe de Aziatische stammen, namelijk de Oostersche Ethiopi?rs--de machtige bouwers--van uit Azi? trokken naar hun nieuwe vaderland, Egypte, verhaalt H. P. B. ons eveneens duidelijk in de Geheime Leer, waar zij eene verklaring geeft van de fabel van Io, weergegeven door Prometheus.
"Io is de Maan-godin van de voortbrenging--want zij is Isis, en ook Eva, de Groote Moeder", zegt zij, en geeft dan de navolgende verklaring van deze legende. "Io is de moeder en het zinnebeeld van de fysieke menschheid. [7] In de legende nu worden de zwerftochten (der rassen) zoo duidelijk weergegeven als woorden het maar kunnen. Zij (Io) moet Europa verlaten en naar het vasteland van Azi? gaan, tot zij den hoogsten berg van den Kaukasus bereikt,.... vervolgens moet zij, na den 'Kimmerischen Bosporus' overgetrokken te zijn naar het Oosten reizen, en trekken over hetgeen klaarblijkelijk de Wolga en het tegenwoordige Astrakan aan de Kaspische zee is.... en van die plaats naar het land der 'Arimaspische schare' (ten oosten van Herodotus' Scythi?)". H. P. Blavatsky zegt verder dat Prof. Newman terecht vermoedt dat hiermede de Oeral bedoeld is. De legende zegt verder iets dat een raadsel is voor alle Europeesche vertolkers, nl. Io moet nu een kolonie stichten, en daarom "oostwaarts reizen tot zij aan de rivier Ethiops komt, die zij volgen moet tot deze in den Nijl valt." De oudste Grieken meenden dat "de Nijl, ergens
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 59
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.