De Edda | Page 3

Frans Berding
mijn verlangen. Zoolang al zat ik op den lichten
berg, dag na dag, kwijnend van kommer, waar de bruidegom bleef. Nu
zijt gij bij mij, kwaamt in mijn woning, o, leven van liefde, onverwacht
weerzien, gouden geluk."
En Dagdrager lachend:
--"Mij martelde zoo lang het verlangen naar uw liefde als u martelde
het verlangen naar mij. Nu is het beslist; wij zullen eeuwig te zamen
blijven."
Hoe Thonarr zijn hamer terug kreeg
Thonarr, den Dondergod, doorvlamde de toorn, toen hij uit zijn
winterslaap ontwaakte en zijn hamer niet vond. Woedend schudde hij
zijn woeste haren en waaienden baard, en hij ging aan het zoeken.

Toen was zijn allereerste woord:
--"Loge, luister, u alleen wil ik het zeggen; op aarde en in den hemel
mag niemand het hooren: mijn hamer is weg."
Naar Freya's woning gingen zij samen. Daar was zijn allereerste woord:
--"Freya, zoudt gij mij uw vederenkleed kunnen leenen,--dan ga ik mijn
hamer halen."
Freya antwoordde:
--"Dat wil ik u heel graag geven, al was het van goud,--ik zou het u
leenen, al was het van zilver."
Loge vloog heen, het vederenkleed ruischte, hij vloog onvermoeid van
Asengaarde tot hij in het Rijk van de Reuzen kwam.
Daar zat op een heuvel Thrym, die de vorst van de Dorstigen is.
Honden hield hij aan gouden halsbanden, die blonken als de lichte
randen om de wolken, en van zijn merries streek hij de manen glad, die
fladderden als grauwe nevelflarden in den wind.
Toen hij Loge zag, vroeg hij hem, hoe het met de Asen en met de Alfen
ging, en waarom hij zoo alleen naar Reuzenland kwam. Loge
antwoordde, dat het den Asen slecht ging en den Alfen ook, en dat hij
gekomen was om te vragen, of Thrym het wapen verborgen had van
den God, die bliksems slingert.
Daarop zeide Thrym:
--"Goed verborgen houd ik het wapen van den God, die bliksems
slingert, zoo diep onder de aarde als in den tijd gemeten acht maanden
van den winter zijn. En niemand zal het mij daar ontnemen, tenzij
Freya mij gebracht werd als bruid."
Loge vloog heen, het vederenkleed ruischte, hij vloog onvermoeid van
het Rijk der Reuzen tot hij in Asengaarde kwam.

Daar stond Thonarr in den voorhof, en toen hij hem komen zag, was
zijn allereerste woord:
--"Zeg, Loge, volbracht gij uw taak even voorspoedig als uw tocht?
Vertel mij alles van verre: wie zit verzuimt soms iets te zeggen, en
leugens verzint men als men ligt."
En Loge verhaalde, dat hij zijn taak even voorspoedig volbracht had als
zijn tocht: dat Thrym, der Dorstigen vorst, den hamer had, maar dat
niemand hem dien zou ontnemen, tenzij Freya hem gebracht werd als
bruid.
Weer gingen zij samen naar Freya's woning. Daar was zijn allereerste
woord:
--"Bruidslinnen, o Freya, zult gij om de leden u hangen: samen reizen
wij dan naar het land van de Reuzen."
Maar Freya werd zoo woedend, dat onder haar toorn de burcht der
Goden stond te beven, en dat haar halssieraad van gevlochten goud in
stukken vloog.
En ze sprak:
--"Gek wel moest ik zijn op mannen, als ik meeging naar het Rijk der
Reuzen."
Nu gingen de Goden en Godinnen allen te zamen in beraad, hoe men
den Dondergod toch weer aan zijn hamer kon helpen. Het eerste sprak
Helderwit, die de glanzendste van alle Goden is, en, wijs als een Wane,
de toekomst kan zien. En hij zeide:
--"Bruidslinnen zullen wij Thonarr om de leden hangen, hem tooien
met het halssieraad van gevlochten goud, en aan zijn zijde laten wij een
ring met sleutels rinkelen. Vrouwekleeding omgolve zijn knie, zijn
borst bedekken schitterende steenen en sierlijk zij hem het hoofd
gekroond."

Thonarr sprak, de sterkste der goden:
--"Verwijfd zullen de goden mij vinden en uitlachen mijn lafheid, als
bruidslinnen mij om de leden hangt." Maar Loge antwoordde hem, dat
het nu de tijd niet was om zulke dingen te zeggen, en dat de reuzen
Asgard ras bestormen zouden, als hij niet spoedig zijn hamer had.
De Goden hingen nu Thonarr bruidslinnen om de leden, tooiden hem
met het halssieraad van gevlochten goud en lieten aan zijn zijde een
ring met sleutels rinkelen. Vrouwekleeding omgolfde zijn knie, zijn
borst bedekten schitterende steenen en sierlijk werd hem het hoofd
gekroond.
Slimme Loge wilde als dienares met hem mee, en te zamen met hem
naar Reuzenland reizen.
Vlug werden de bokken naar huis gehaald en voor den wagen
gespannen, ijlings renden ze heen.
Rotsen spleten, vonken spatten op den weg, dien Wodans zoon naar
Reuzenland nam.
Toen Thrym hem daar van verre zag aankomen, riep hij luide:
--"Reuzen staat op, en rangschikt de zetels: Freya brengt men mij tot
vrouw. Drijft naar huis mij de koeien, die zwart zijn als wolken en wier
hoornen lichten als goud: vele schatten bezit ik, alleen ontbrak mij nog
Freya als
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 61
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.