De Aarde en Haar Volken, Jaargang 1877 | Page 4

Not Available
De
nacht naderde met rassche schreden; het was hoog tijd een onderkomen
te zoeken. Dit was trouwens niet moeilijk te vinden, want wij bevonden
ons te midden van een waren chaos van rotsen. Wij besloten den nacht
door te brengen onder een geweldigen steenklomp, die meer dan
vijftien ellen lang en zes ellen hoog was. De bodem word schoon

gemaakt, en hout bijeengezameld om vuur te kunnen maken.
"Dit bivouak is niet uit mijne herinnering geweken. Het vaatje wijn was
veilig en behouden tot hier gebracht; nu werd het open gestoken, en het
alles behalve smakelijke vocht scheen den Franschen wel te bevallen en
hunne levensgeesten op te wekken. Reynaud zong eenige fransche
liedjes, en ieder droeg verder het zijne bij tot de algemeene gezelligheid
door lied, verhaal of grap. Het was prachtig weer, en alles beloofde
voor morgen een fraaien dag. De vroolijkheid mijner gezellen steeg ten
top, toen ik een pakje rood bengaalsch vuur in de vlammen wierp. Het
effect dezer plotselinge verlichting was tooverachtig schoon; maar het
wondervolle schouwspel duurde slechts eenige sekonden: toen
verzonken de bergen rondom ons weer in hun plechtig geheimzinnig
duister. Voor en na schikte ieder van ons zich ter ruste; eindelijk
wikkelde ook ik mij in mijn reisdeken. Die voorzorg was haast niet
noodig, want de thermometer daalde niet lager dan veertig graden
Fahrenheit, hoewel wij ons op eene hoogte van minstens
drie-en-twintig-honderd el boven de zee bevonden.
"Om drie uur ontwaakten wij; echter gingen wij niet voor half vijf op
weg. Giraud behoefde niet verder mede te gaan dan tot deze rots; maar
op zijn verlangen, kreeg hij vergunning ons te mogen vergezellen. Met
frisschen moed de steilten beklimmende, hadden wij weldra de grens
der boomen bereikt; toen moesten wij gedurende twee uren
voortklauteren tusschen door elkaar geworpen rotsklompen. Kwart
voor zeven uur hadden wij een smallen gletscher--den Clos de
l'Homme--bereikt, die van de bovenste bergvlakte afdaalt, en kort
daarna waren wij op de hoogte van den gletscher van Sapenière. Wij
trachtten eerst rechts af te houden, in de hoop dat het niet noodig zou
zijn den gletscher over te steken; maar wij moesten telkens op onze
schreden terugkeeren, en kwamen weldra tot de overtuiging dat die
tocht niet was te vermijden. De oude Sémiond had een zeer sterken
afkeer voor gletschers, en deed al het mogelijke om deze gevaarlijke
expeditie te voorkomen; maar Reynaud en ik wilden die liever wagen,
en Giraud sloot zich bij ons aan. De gletscher was smal, niet veel
breeder dan een steenworp, en het ging gemakkelijk genoeg de zijde te
beklimmen; maar het midden vormde een steilen koepel, waarin wij
gaten moesten hakken om onze voeten in te zetten. Giraud ging aan de
spits, zeggende dat hij zich oefenen wilde; en onze bijl nemende, wilde

hij die niet meer teruggeven. Dien dag, en ook later, zoo dikwijls wij
ons een weg moesten banen door kloven en spleten met verharde
sneeuw opgevuld,--hetgeen hooger op den berg telkens het geval
was--deed hij alleen al het werk, en wel op de voortreffelijkste wijze.
"Nadat wij den gletscher waren overgestoken, voegde de oude Sémiond
zich weer bij ons. Wij klauterden nu, zigszagsgewijze, tegen eenige met
sneeuw bedekte hellingen op, en begonnen spoedig daarna de schier
eindelooze reeks van contreforten te bestijgen, die een der
kenmerkende trekken van den Pelvoux zijn. Op sommige punten zeer
steil, vormen zij over het geheel een stevigen en vasten grondslag, en
onder die omstandigheden is eene beklimming eigenlijk nooit moeilijk
te noemen. Tusschen die contreforten bevinden zich talrijke kloven en
ravijnen, somwijlen zeer breed en zeer diep. Voor het meerendeel
waren zij met steenen en puin gevuld, en zonder hulp zou het voor een
toerist alleen moeielijk zijn geweest, er door te komen. Zij die aan de
spits van onze kleine karavaan gingen, waren telkens genoodzaakt
steenklompen op zijde te duwen, en hunne makkers met hunne stokken
te hulp te komen. Intusschen brachten deze incidenten eenige
afwisseling in onzen tocht, die mij anders vrij vervelend zou hebben
geschenen.
"Zoo klauterden wij tegen steilten, kloven en ravijnen op, telkens
geloovende het doel bereikt te hebben, dat ons gedurig ontweek. Wij
stonden aan den voet van een geweldig contrefort, omstreeks
vijf-en-zestig el hoog, en beschouwden nauwkeurig het bovenste
gedeelte dezer rotspyramide. Wij konden den top niet onderkennen;
maar, naar onze meening, moest zich toch achter deze lijn van
bolwerken ergens een top bevinden, en die top zou tevens wel de rand
zijn van het bergplateau, waarnaar wij zoo vurig verlangden. IJverig
naar boven klauterende, stonden wij straks op een top; maar, helaas!
daarachter zagen wij er nog een, en nog een, en dan nog een....
Eindelijk hadden wij het hoogste toppunt bereikt; maar wij stonden
wederom op een contrefort, en moesten een vijftien of twintig el
afdalen om dan weer te klimmen. Deze oefening, eenige dozijnen
malen herhaald,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 327
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.