van het ballet. De prinsessen dragen het lange kleed van siameesche mode, de danseressen alleen een gordel als in Cambodja. Wij worden aan Zijne Majesteit, broeder van koning Norodom, voorgesteld, die naar landsgebruik den vorst heeft opgevolgd. Hij is een man van vijf-en-zestig jaar, gedrongen, krachtig, nog maar even grijs wordend en zich flink voordoend in zijn grijs jasje en wit vest. Zijn beenen zijn half bloot, als die van kinderen en hij draagt kousen en halfhooge laarsjes. Zijne Majesteit ontvangt ons uiterst vriendelijk; een onwankelbare glimlach speelt om zijn mond en onthult het mooiste gebit, dat eenig dentist voor zijn ��talage zou kunnen verlangen.
"U is in Angkor geweest?" vraagt hij ons. "Dat is de wieg van ons ras, en mijn broeder en ik zullen altijd aanspraak blijven maken op het bezit ervan."
Daarna boog de vriendelijke man en lachte, wisselde handdrukken met ons en ging in zijn drijvend paleis.
Moet ik de waarheid bekennen? Wij waren wel een weinig teleurgesteld over dien sympathieken maar zoo weinig majestueuzen afstammeling der groote vorsten van Angkor. De resident, onze vriendelijke gastheer, wien wij onze indrukken meedeelden, ried ons aan, in 't voorbijgaan Compong-luong te gaan zien. "Van daar zult u Oedong kunnen bezoeken, de voorlaatste hoofdstad, en u zult u een juister voorstelling kunnen maken van wat een koning van Cambodja wezen kan".
Den volgenden morgen heel in de vroegte deed onze jonk den oever van Compong-luong aan. De inlandsche gouverneur liet ossenkarren voor ons komen, en wij reden over een weg, breed en mooi als een uit Europa, naar Oedong de verhevene, het Versailles van Cambodja. Waarlijk, deze laan ziet er mooi uit, met dien rand van kokospalmen, die uit de vruchtbare vlakte rijzen, en de omgeving geeft ons al van te voren een hoog denkbeeld van de paleizen, waar zij toegang toe geeft.
Hoe verbaasd waren wij dan ook, toen plotseling de breede weg smal werd en doodliep in een rijstveld. Tegenover ons leek iets als een pleintje te liggen en na een omheining van groote palen gepasseerd te zijn met een soort van poort erin, bevonden wij ons in het oude koninklijk paleis. Achter een kleinen vijver ziet men eerst een "sala" of loods van twee verdiepingen, op in het water staande palen. Drie kleine tribunes zijn ervoor aangebracht, gesteund door drie groote palen, die aan het dak bevestigd zijn en wel 10 meter lengte hebben. Al hadden ze wel een beetje van een galg, toch dienden die stellages en pilaren nergens anders voor, dan om den vorst aan zijn volk te vertoonen. Ernaast stond een gewone tempel, wit met goud, die verbrokkelde en afschilferde en een grooten Boeddha bevatte achter een gebloemd katoenen gordijn van een paar stuivers de meter. Een groep bonzen bedient dit heiligdom en woont in de gebouwen van het eigenlijke paleis. Teleurstelling! Het paleis is slechts een hut van stroo, een groote hut wel, lang en diep, maar toch op verre na geen vorstelijk verblijf.
In het inwendige vertoonden de vertrekken van den koning, vader van Norodom, tusschenschotten van planken en witkalk, waar nog overblijfselen van fresco's op te zien waren. Maar er is geen enkele steen gebruikt voor den bouw van deze koninklijke residentie en geen stukje beeldhouwwerk wekt eenig idee van kunst. Geheimzinnige bouwmeester van Angkor, wat is er uit uwe afstammelingen geworden!
Rondom het koninklijk paleis, en waar vroeger de volkrijke stad lag, breiden zich velden en moerassen uit. Toch lag daar nog in de eerste helft der 19de eeuw een groote stad. De bewoners zijn ge?migreerd, zonder zelfs ru?nen achter te laten als sporen van hun verblijf, want bamboes en stroo verrotten spoedig, en de woning der koningen wekt geen schitterende voorstelling van de hutten hunner nederige onderdanen.
In een hoekje van de vlakte heeft de koningin-moeder een gedenkteeken voor haar echtgenoot opgericht, een mausoleum voor den slecht behuisden monarch. Het is een vierkante toren, omgeven door slanke zuilen, zooals 't geval is bij alle heiligdommen in het land. Het opgewipte dak is gedekt met gekleurde pannen. Een drievoudig terras met een balustrade dient tot voetstuk voor het monument, en op de treden zijn allerlei godenfiguren aangebracht, ook monsters, die er als vogelverschrikkers uitzien. Zij houden de wacht bij elke trede van de trappen, aan iederen hoek van een muur, als om de schatten van het heiligdom te beschermen. Noodelooze moeite, er is niets te halen, en men moet er binnen treden, als men een echt voorbeeld van slechten smaak wil zien. Fresco's zijn op de wanden aangebracht in schreeuwende kleuren, door spiegels in vergulde lijsten, die aan de pilaren hangen, schril weerkaatst. Op de verhooging, waar Boeddha is gezeten, ligt een kermisuitstalling van allerlei voorwerpen uit goedkoope winkels, bloempotjes met papieren bloemen erin, blauwe en gele glazen knikkers, dieren van verguld pleister, poppetjes van beschilderd karton, en eindelijk als pronkstukken van de etalage vier prachtige apothekers-uitstalflesschen,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.