Bavo en Lieveken | Page 9

Hendrik Conscience
avond. Zij keerde tot de tafel terug en hernam haar naaiwerk.
Eenige oogenblikken later werd de deur zeer zachtjes geopend, en een klein meisje trad binnen.
"Bavo, daar is Godelieve," zeide de moeder.
De jongen sprong recht, liep naar het meisje, greep haar de hand en bracht haar bij de tafel, met groote blijdschap zeggende:
"Ha, Lieveken, dat is goed, dat gij nog terugkomt. Ik ben moede geleerd; laat ons nog wat spelen. Willen wij winkel houden gelijk gisteren? Het is zoo vermakelijk."
"O, neen, Bavo, laat ons school spelen!" smeekte het meisje.
"Ja, ja, school spelen!" herhaalden de twee zusterkens, lachend in de handen kletsende.
Bavo haalde eenige boekjes voor den dag, welke hij van zijne eerste leermaanden had gespaard; hij zette Lieveken op het eene bankje en zijne zusterkens op het andere, greep zijns vaders zondagsrietje en begon, met opgeheven hoofd en koddigen ernst, over en weder te wandelen, ondertusschen op verzwaarden toon roepende:
"Stil, in de school, of ik zet u in den hoek! Wie zijne les niet kent, zal noen-overal blijven. Godelieve Wildenslag, let op! Welke letter is dit?--Goed. En deze? En deze?--Gij kent uwe les; gij zult eene klasse verhoogen. Keer het blad van uw boek om. Wat staat daar op den tweeden regel?"
"Da, de, di, do, du, dij!" riep Lieveken.
"Ja, gij kent dit van buiten, ik weet het wel; maar daar, op het andere blad, daar?"
Het meisje deed een oneindig geweld om de aangewezene lettergreep te spellen, doch zij geraakte er niet uit.
"Heb moed, let wel op," zei Bavo. "Die dubbele O is lang; en voeg daar achter nu den klank ge bij, wat hebt ge dan?"
"Oog, oog!" riep Lieveken met zegevierende blijdschap.
"Wel zoo, mijn kind, gij zijt er," juichte de jonge schoolmeester. "Godelieve Wildenslag krijgt tien goede noten!"
De moeder had dit tooneel glimlachende en met welgevallen afgezien. Zij scheen eindelijk ontroerd en zeide: "Kinderen lief, gij speelt daar een schoon en ernstig spel. Zoudt gij gelooven, dat Lieveken eindelijk nog zou leeren zonder naar de school te gaan?"
De jongen en het meisje bezagen haar met verwondering.
"Het is, zooals ik u zeg," bevestigde zij. "Waarom verwondert het u? Ziet eens, Lieveken, zonder het te weten, kent al hare letters en zij begint reeds te spellen. Indien Bavo zich wat moeite wilde geven, wees zeker, Lieveken, gij zoudt wel spoedig kunnen lezen."
"Gij zegt het om te lachen, niet waar, bazin Damhout?" murmelde het meisje twijfelend.
"Zou dit inderdaad mogelijk zijn, moeder lief?" vroeg Bavo, in wiens oog eene vonk van besluit glinsterde.
"Mogelijk? Wel, kind, het is bijna gedaan? gij ziet het immers wel?"
"Ha, ha, Lieveken, wij zullen altijd school spelen! Gij zult leeren lezen!"
"Ik zal leeren lezen!" herhaalde Lieveken met bedwongen geestdrift.
"Gij zult het leeren!" kreet Bavo. "Och, hemeltje, dat zal vermakelijk zijn, als wij te zamen in hetzelfde boek zullen kunnen lezen. Nu ga maar weder op de bank zitten, en geef acht ... of ik doe u twee groote lessen uit den Catechismus van buiten leeren!"
Bavo speelde zijne rol van schoolmeester met verdubbelde vlijt voort. Alhoewel hij insgelijks nu en dan zijnen kleinen zusterkens de letters toonde en met geveinsd ongeduld hen terechtwees, hield hij zich toch meest met Lieveken bezig Hij sprak zulke diepgevoelde woorden van aanmoediging tot haar, en poogde met zulke ware inspanning haar te onderwijzen, dat het eenvoudig kinderspel in een ernstig werk, in eene edele liefdedaad veranderde.
Het duurde zoolang, dat eindelijk de twee kleine zusterkens, hoofdje tegen hoofdje, op hunne bank waren in slaap gesukkeld.
Dan was de school uit. De moeder ontkleedde de ingesluimerde wichtjes en droeg ze naar hun bed. Bavo en Lieveken keerden terug bij de tafel en keken daar in een klein boek met beeldekens.
Terwijl bazin Damhout haar naaiwerk voortzette, spraken de twee kinderen in stilte met elkaar over de gelukkige hoop, dat Lieveken zou leeren lezen, alhoewel zij niet naar de school mocht gaan, dan weder over andere schoone, vroolijke dingen. Meest altijd zweefde er een zoete glimlach op hunne lippen; hunne oogen glinsterden van vriendschap en zielsgenoegen, en soms drukten zij elkander de handen.
Eindelijk hoorde men eene kinderstem van buiten den naam van Godelieve roepen, en het meisje, na Bavo en zijne moeder eenen goeden nacht te hebben gewenscht, meende zich naar huis te spoeden; maar bazin Damhout greep eenen emmer en zeide:
"Kom, Lieveken, ik moet om water naar de pomp; ik zal met u gaan."
Toen zij in de kamer terugkeerde, bevond zij, dat Bavo met het hoofd op zijne boekjes was ingesluimerd.
Zij zette zich neder, zag haar slapend zoontje eene wijl met zaligen blik aan, droomde van onbestemde dingen en legde eindelijk eenen langen, vurigen kus op het gladde voorhoofd, als geloofde de goede, dat een moederzoen de kiemen des verstands in de hersens van haar kind kan verwarmen en bevruchten. Nauwelijks had zij weder haar naaiwerk hernomen, of haar man trad in de kamer.
"Reeds terug? Zoo spoedig?" vroeg zij verwonderd.

 / 57
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.