Aan de Zuidpool | Page 2

Roald Amundsen
berekend.
"Wij zullen van de Zuidpool terug zijn den 22sten Januari 1912,"
schreef ik; en het was op dienzelfden dag, dat wij in onze

winterkwartieren terugkwamen, na het einddoel te hebben bereikt.
Herhaalde malen buitendien kwamen onze voorspellingen goed uit.
Wat dat betreft, was kapitein Nilsen een echte toovenaar. Terwijl ik mij
tevreden stelde met het noemen van een datum, aarzelde hij niet, de
uren erbij te berekenen. Hij had gezegd, dat we op 15 Januari 1911 bij
de Barrière zouden wezen, die ongeveer 30.000 kilometers van
Noorwegen verwijderd is. Vier-en-twintig uren vóór dien datum
kwamen we aan het eind van onze vaart.
Een stemming van het noorsche parlement gaf mij de beschikking over
de Fram en een crediet van 105.000 francs voor de noodige
herstellingen en veranderingen.
Sedert het begin van de maand Mei 1910 ligt de Fram tegenover de
eerbiedwaardige wallen van de oude vesting Akershus. Terstond begon
de lading onder leiding van luitenant Nilsen, een bijzonder lastig
werkje. Het komt er niet alleen op aan, de bagage in het ruim te bergen,
maar alles moet ordelijk worden gerangschikt, zoodat we weten waar
zich het een en ander bevindt. Tegelijk met de proviand wordt de
uitrusting ingescheept en al het andere. Ieder van mijn medewerkers
heeft een specialiteit en moet onder eigen verantwoordelijkheid zich
bezighouden met al wat daarmee te maken heeft. Den 2den Juni is alles
zoowat klaar. Dien dag deden de koning en de koningin ons de eer aan
van een bezoek aan de Fram. Den volgenden dag in den namiddag
legden wij aan vóór mijn woning aan den oever van den Bandefjord,
om de hut aan boord te brengen, die ons gedurende den winter zou
beschutten.
Na een voorloopigen proeftocht van enkele weken in de zeeën in de
buurt van Noorwegen, om ons te overtuigen van den goeden staat van
het schip, kwamen we den 24sten Juli te Christiansand, waar we de rest
van de proviand zouden innemen, namelijk 400 balen droge visch, onze
heele pacotille ski, de sleden, het timmerhout enz. Eindelijk moesten
we nog aan boord nemen de 97 Eskimohonden, die sedert het midden
van Maart opgeborgen waren op een afgelegen eilandje bij Flekkerö.
Door de lange en bezwaarlijke zeereis was de troep in niet al te besten
staat, maar een goede voeding bracht ze weldra weer op streek.

Alleen luitenant Nilsen weet waar de tocht heen gaat. Maar mijn
metgezellen, die voor het oogenblik niet anders vermoeden, dan dat ze
reizen naar San Francisco over kaap Hoorn, waren wel verbaasd over
veel dingen die te Christiansand aan boord werden gebracht. Waarom
nu al ons te belasten met al die honden en die een zoo lange reis laten
maken? Immers in Aljaska kunnen we alle dieren krijgen, die we
noodig hebben, en van even goede hoedanigheid. Waartoe al die
planken, terwijl we ze zoo gemakkelijk in San Francisco kunnen
koopen? Niemand durft mij wat te vragen; maar daarentegen wordt
Nilsen met vragen bestormd. Enkele dagen vóór het vertrek nam ik dan
ook de luitenants Prestrud en Gjertsen in vertrouwen, nadat ze zich op
hun eerewoord en schriftelijk hebben verbonden, het stilzwijgen te
bewaren.
Te Christiansand voegen zich twee leden van de expeditie, Hassel en
Lindström, bij ons, en daarentegen wordt de machinist afgedankt. Om
hem te vervangen zendt het huis Diesel uit Stockholm ons een van de
werklieden, die den motor hebben gemonteerd, Knud Sundbeck. Die
uitstekende kracht heeft ons de grootste diensten bewezen.
Toen alles aan boord was, richtten we boven het dek een soort van
tweede dek in, opdat de honden voor de zon beschut zouden zijn en
voor den regen.
In den namiddag van den 9den Augustus heeft de inscheping plaats van
onze 97 metgezellen op vier pooten. Ze komen bij twintigtallen tegelijk
in een groote praam en worden dadelijk vastgemaakt. De operatie, die
haastig wordt gedaan, is in twee uur volbracht. Thans is het dek
heelemaal vol; zelfs de brug is ingenomen door onze passagiers.
Veertien dieren zijn daar geïnstalleerd, zoodat er nauwelijks plaats is
voor den wachthebbenden officier, die misschien wel op één been zal
moeten staan. Toen de laatste hond aan boord was, werd terstond het
anker geheschen, en nu op weg naar de Zuidelijke IJszee, een reis van
16000 mijlen!
Het was prachtig weer gedurende den overtocht over de Noordzee.
Dank zij die gelukkige omstandigheid, werd het acclimatizeeren voor
de honden veel gemakkelijker. Wat is er al niet gezegd vóór het vertrek!

Dat ze door de golven zouden worden weggespoeld, dat ze zouden
sterven door de hitte van de zon der tropen, dat we ze niet zouden
kunnen voeden enz. Het welslagen van onze onderneming hangt
inderdaad af van den toestand, waarin de honden zullen aankomen op
het terrein van onze werkzaamheid. Van het begin af is het dus mijn
streven, het hun naar den zin te geven. Vooreerst
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 61
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.