de prinses, "als dat eens mocht!"--"Het mag," zei de
vader. "Over zes weken zal ik je terug komen halen. Is dat
goed?"--"Heerlijk!" riep de prinses, "o, wat heb ik toch een lieven
vader!"--
Zóó bleef de prinses bij de sprookjesfee. Zoolang het dag was, deed de
prinses alles, wat ze maar kon, om de fee genoegen te doen. Als het
avond werd, vertelde de fee. Dat was een heerlijk leventje.
Zoo ging de ééne dag na den anderen in heerlijkheid voorbij, zoo ging
er eene week, zoo gingen er weken voorbij. Toen--de zesde week was
juist begonnen,--kwam de fee op een' avond met een grooten brief,
waar wel vijf lakken op zaten, binnen. Ze lei den brief op de tafel, ging
in den grooten leunstoel zitten, wachtte, tot de prinses tegenover haar
zat en begon:
"Er was eens een kleine prins. Zijne moeder was gestorven, toen hij
nog heel klein was. Nu hadden allen in het paleis erg medelijden met
den moederloozen prins. Ieder wilde lief en goed voor hem zijn, ieder
wilde hem alles naar den zin maken. Zijn vader, de koning, was bang,
dat de kleine prins vertroeteld zou worden, en dat wilde hij voor nog en
nog zooveel niet. De prins moest na zijn' dood over een groot land
regeeren, de prins moest flink en knap en manlijk worden. Daarom
verbood hij al die lievigheden, en hij liet een geleerden man komen, om
den prins knap te maken en op te voeden en den heelen dag om en bij
den prins te zijn. De koning en de geleerde maakten eene lange lijst van
alles, wat de prins over den heelen dag moest doen. Dat ging maar: van
7-8 dit, van 8-9 dat. Ieder uur wat anders. Lezen, Schrijven, Rekenen,
Aardrijkskunde, Geschiedenis, Fransch, Duitsch, Engelsch, Spaansch,
Italiaansch ...."
--"En vertellen," fluisterde de prinses.
"Neen," zei de fee, "vertellen stond niet op de lijst."--"Arme prins!" zei
de prinses. "Luister," zei de fee. "Een sprookje mocht den prins nooit
verteld worden. 'Sprookjes! onzin!' zei de koning. 'Sprookjes zijn als de
bloemen op een korenveld. Ze nemen het voedsel, dat voor het koren
is--weg er mee--'t is onkruid.'"
Nu werd de prins van dag tot dag grooter en wijzer en knapper, maar
toen de prins groot en wijs en knap was--werd de prins ziek. Dat was
nu wel treurig. Natuurlijk liet de koning dadelijk een' dokter komen. De
dokter gaf pillen en poeders en drankjes, maar de prins bleef ziek. Een
ander dokter--pillen, poeders, drankjes--de prins bleef ziek. Weer een
ander dokter en weer een en weer een: de prins werd bij den dag
magerder en lusteloozer. Wat scheelde den prins toch eigenlijk, wat
voor ziekte had hij? Geen een van al de dokters wist het. De koning
was wanhopig. Hij liet telkens en telkens weer een anderen dokter
roepen--alles vergeefsch.
Eindelijk hoorde hij spreken van een' professor, die zieken genas, waar
niemand raad voor wist. Dat was iets voor den koning. Dadelijk werd
er een bode naar den beroemden professor gezonden met vriendelijk
verzoek, zoo spoedig mogelijk bij den zieken prins te komen.
De professor kwam. De koning stond met angstig kloppend hart bij het
ziekbed. De professor onderzocht het heele lichaam van den zieke. Hij
luisterde, hoe het hart klopte, hij voelde den pols, bekeek de handen,
keek in de ooren, in de oogen, in den mond, streek langs de wangen en
langs de voetzolen. Toen zette hij een heel ernstig, een bedenkelijk
gezicht, zat eene poos met den vinger aan den neus en riep eindelijk: 'Ik
weet het, Uwe Majesteit. Die ooren hebben nooit een sprookje hooren
vertellen--dat hart heeft nooit van verwachting gebonsd--die oogen
hebben nooit geschitterd--die wangen hebben nooit eene kleur
gekregen--die mond heeft niet gejubeld--die handen hebben niet
geklapt--die voeten niet getrappeld bij het luisteren naar eene vertelling.
Arme prins, wat hebt ge veel in Uw leven gemist. Hoe kwam dat toch
zoo, Uwe Majesteit?'--'Ja, professor, ik dacht, de prins moest heel knap
worden. Er was geen tijd voor vertellen, en ik dacht: sprookjes zijn wel
mooi misschien, maar niet nuttig....'--'O, Uwe Majesteit, het zijn de
zonnestralen in het kinderleven, en wat is een leven zonder
zon!'--'Maar--wat moet ik doen, beste professor, wat moet er
gebeuren?'--'Ja, er moet dadelijk iemand komen, om den prins te
vertellen, 't is mogelijk, dat hij dan nog te redden is.'--'Maar'--riep de
koning, 'ik zou niet weten, wie--in mijn paleis is niemand. Een
sprookjesboek is er ook niet eens. Ik heb nooit van vertellen willen
hooren, nooit sprookjesboeken willen zien!!'
De professor schudde het hoofd. 'Uwe Majesteit,' zei hij, 'iemand, die
gewoon vertelt, kan hier ook niet meer helpen. De prins is al te mat, te
lusteloos. Ik zou U raden, onmiddellijk een' bode met een uitvoerig
schrijven naar de sprookjesfee te zenden, met vriendelijk verzoek....'
Hier zweeg de sprookjesfee, om den
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.