Zonnestralen in School en Huis | Page 9

Henr. Dietz
en toch maar zijne vrouw te worden.
Of die opperhofmeester ook in zijne nopjes was. Dadelijk liet hij de koffers met de presenten, die hij op zijne reizen naar de prinsessen trouw meegenomen had, naar 't paleis brengen en zelf pakte hij alles voor de gelukkige prinses uit. En dat zegt wat voor zoo'n voornaam heer! Maar in zijne blijdschap zou hij graag nog wel veel meer hebben willen doen, als hij maar geweten had, wàt!
Op de terugreis naar den koning moesten de paarden voor de reiskoets draven, jagen, dat ze er den adem haast bij verloren. De koets stoof in vliegende vaart over den weg, hooren en zien verging den opperhofmeester; maar dat kon hem niet schelen. Hoe sneller, hoe liever, dan was hij des te eerder bij den koning, om hem de blijde boodschap te brengen.
Eindelijk stonden de paarden hijgende en brieschende stil voor 't paleis. De opperhofmeester was in een' wip het rijtuig uit en twee treden te gelijk ging het de trap op naar de voordeur. De koning, die al verlangend had staan uitkijken, toen hij zulk woest getrappel van paarden in de verte hoorde, kwam zijn' opperhofmeester al tegemoet in het voorportaal. Maar toen hij het stralende gezicht zag en begreep, dat alles goed was, wenkte hij hem gauw mee in eene groote zaal, waar ze ongestoord praten konden. "Ze doet het, ze doet het!" riep de opperhofmeester dadelijk, toen een bediende de deur had dicht gedaan.
Toen vloog de koning zijn' opperhofmeester om den hals, en hij schudde hem de hand, zoo lang en zoo hard, dat de opperhofmeester "au" riep. "En, en" .... vroeg de koning, toen hij wat tot bedaren gekomen was, "vroeg de prinses ook nog naar den doedelzak?"--Toen vertelde de opperhofmeester alles, wat hij zelf gezegd, en alles, wat de prinses daarop geantwoord had. En de koning omarmde zijn' opperhofmeester nog eens en drukte hem weer de hand en beloofde hem drie ridderordes, omdat hij bij de prinses zoo flink en goed voor zijn' koning gesproken had.--Nog dienzelfden dag werden de ridderordes besteld bij den knapsten goudsmid in 't heele land. En toen ze klaar waren, stond ieder te kijken; niemand had nog ooit zulke rijke en prachtige en groote ordes zien dragen. De eene was een kruis van zuiver goud, bezet met diamanten; de tweede was een driehoek van zilver, ingelegd met pareltjes en met drie parels aan de drie hoeken, zoo groot als duiveneieren; de derde was eene ster met twaalf punten, alle bezaaid met roode, blauwe, gele en groene edelgesteenten. Het gouden kruis was alleen al zoo groot, dat het de heele borst bedekte. De zilveren driehoek moest dus wel op den rug gedragen worden, die er heelemaal door bedekt was. Voor de schitterende ster wist de opperhofmeester geene plek meer te bedenken; die droeg hij bij feestelijke en plechtige gelegenheden dus maar in de hand. 't Was eene pracht, en je kon er duidelijk aan zien, hoe dankbaar de koning wel was en hoe blij met het lieve, mooie, verstandige vrouwtje, dat hij trouwen zou. Het duurde nu ook niet lang meer, of de koning werd bruidegom en de prinses bruid, en samen vierden ze bruiloft en met hen vierde het heele land feest. De klokken luidden, en de vlaggen wapperden er lustig op los. Eerepoorten in de straten, slingers van groen en bloemen aan de huizen--den heelen dag door muziek en 's avonds lichtjes, lichtjes overal en vuurwerk. Gejuich en gejubel, lachen en zingen en dansen en smullen en pret maken--eene heele week lang. Feest was het en nog eens feest bij oud en jong, bij arm en rijk, alles ter eere van de lieve jonge koningin.
't Vroolijkst van allen waren de koning en de jonge koningin en geen was er, die zoolang feest bleef vieren als zij met hun beidjes.--Ja--toen er al lang geen feesten meer in het land gevierd werden ter eere van het koningspaar, bleef het nog altijd feest in de harten van den koning en de koningin. Dat kwam, omdat de koning zoo heel, heel gelukkig was met zijn koninginnetje, en het koninginnetje weer zoo gelukkig met haar koning.
Dat kwam, omdat ze elkaar met den dag liever kregen.
Wat zag het koninginnetje er toch frisch en aardig uit, vond de koning, wat kon ze verstandig praten, wat was ze zacht en goed! De koning moest lachen, als hij dacht aan vroeger, toen hij eens de vingers gestoken had door een gat in zijne kous! Ja, vroeger--toen was er dikwijls wat verkeerd gegaan in de huishouding van den koning. Maar nu: wat kon dat koninginnetje flink op alles toekijken, en wat zorgde ze goed voor den koning. 't Was een lust!--En 's avonds, als de koning moe van 't regeeren was, wat kon ze hem dan prettig opfleuren met te vertellen van alles, wat ze
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 106
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.