Wandelingen door Elzas-Lotharingen | Page 5

Not Available
dien keizerlijken rijksvoogd was mede een gevolg van den brief, dien keizer Adolf van Nassau, in 1293 aan de goede burgers van Kaysersberg verleende, en waarbij hij hun al de rechten, vrijheden, privilegi?n en keuren schonk van Colmar. Naar luid der overlevering, zou het kasteel, waaraan de stad haar eigenlijken ouden naam van Kaysersberg ontleent, gesticht zijn door keizer Frederik Barbarossa, tot wiens familiebezittingen ook de Elzas behoorde. Onze klapperman houdt natuurlijk aan de traditie vast, ofschoon geen enkel dokument de waarheid daarvan bevestigt. Het is gansch niet onwaarschijnlijk, dat reeds de Romeinen hier een versterkt kamp of een wachtpost hadden, want daar de oude romeinsche heerbaan van Mons Brisacus naar Tullum, van den Rijn dwars door de Vogesen, hier juist door een soort van bergpas heenliep, was dit punt van strategisch gewicht.--Van eene romeinsche nederzetting is echter niets met zekerheid bekend: daarentegen staat het vast, dat Kaysersberg, hetwelk toen gemeenschappelijk aan de graven van Horburg en de heeren van Rappolstein behoorde, in het jaar 1226, voor den schijnbaar zeer geringen prijs van tweehonderd-vijftig mark zilver, door Hendrik, roomsch-koning en zoon van keizer Frederik II, werd gekocht. W?lfelin, landvoogd van den Elzas, zou, naar men wil, het kasteel gebouwd hebben: en wel om, met het oog op de vijandige verhouding tusschen keizer Frederik II en den hertog van Lotharingen, meester te zijn van den voornaamsten weg over de Vogesen. Het nut van den maatregel bleek weldra: want in 1237 bood Kaysersberg een hardnekkigen tegenstand aan den bisschop van Straatsburg, Hendrik von Stahleck, die de zijde van den paus tegen den ge?xcommuniceerden keizer gekozen had. Maar het volgende jaar maakte de hertog van Lotharingen zich, in naam van Innocentius III, van de stad meester, geholpen door een deel der bezetting, welker trouw aan den keizer door den pauselijken banvloek aan het wankelen was gebracht.
Eenmaal tot vrije stad verheven, kon het niet uitblijven of Kaysersberg lokte een aantal vasallen en hoorigen uit de omliggende heerlijkheden binnen hare muren. Zij breidde zich gaandeweg uit, en nam in bloei en welvaart toe, maar toonde zich ook dankbaar jegens keizer en rijk, aan wier bescherming zij zoo veel verschuldigd was. Steeds zond zij getrouw hare gewapenden in het veld, naast die van Straatsburg en Colmar, wanneer het er op aankwam, den overmoed en de rooverijen van de landgraven te beteugelen, den rijksvrede te handhaven of den keizer tegen zijne vijanden te steunen. De leden van den voornaamsten adel, de Beyers, de Landsbergs, de Rathsamhausen, de Hattstadts, de Erbachs, de Rappolsteins, de Schwendi's, de Furstenbergs, vervulden het ambt van rijksvoogd van Kaysersberg, dat somwijlen vereenigd was met dat van landvoogd van den Elzas. Na zijn terugkeer uit Itali?, vertoefde Karel IV de geheele Meimaand van het jaar 1351 in het kasteel, en riep daar de afgevaardigden bijeen der steden van den Elzas. In 1374 schonk diezelfde keizer aan de stad het toen zoo begeerde recht, om den Joden te vergunnen, tegen betaling, binnen hare muren verblijf te houden. De keizers Sigismund, Frederik III en Karel V begiftigden de stad met nieuwe privilegi?n. De laatste vergrooting greep plaats onder de regeering van Sigismund, die haar vergunde, haar muren en wallen naar den kant van Kientzheim uit te zetten, en tevens aan Kientzheim verbood, die uitbreiding op eenige wijze te belemmeren. De rijksvoogden, die meermalen elders resideerden, ontvingen steeds bij de aanvaarding van hun ambt, den eed van trouw en gehoorzaamheid van de burgers, waar tegenover zij zich verbonden, om de stad bij hare rechten en vrijheden te bewaren. Het contingent van Kaysersberg onderscheidde zich vooral in den oorlog, dien de steden van den Elzas tegen Karel den Stoute voerden, met name in Zwitserland en bij het beleg van Nancy.
Mogen wij onzen klepperman gelooven, dan heeft geene enkele stad in den Elzas ooit soldaten geleverd, of zal ooit soldaten leveren, die in dapperheid en onversaagdheid met de wijngaardeniers van Kayserbergs heuvelen zijn te vergelijken. Nu, terwijl wij bezig zijn, ons aan dien wijn te goed te doen, zou het niet beleefd zijn, onzen braven nachtwaker tegen te spreken. Maar wat die buitengewone dapperheid zijner voorvaderen aangaat: hij kan toch niet loochenen dat de poorters van Kaysersberg de zwakheid of de dwaasheid hebben gehad, te zwichten voor de eischen der oproerige boeren en hun een contingent te leveren, dat in het bloedige gevecht bij Scherweiler, den tienden Mei 1525, voor het grootste gedeelte in de pan werd gehakt. Had Kaysersberg bij die gelegenheid de zaak van keizer en rijk, dat wil zeggen, hare eigene zaak, lafhartig verraden, het is niet meer dan billijk te erkennen, dat de burgers zich overigens, tijdens de hervorming, kenmerkten door hunne onwankelbare trouw aan de katholieke Kerk. Toen, in 1523, de pastoor de luthersche leer in de kerk begon te verkondigen, werd hij door zijne parochianen letterlijk dood geslagen. Korten tijd daarna verdreven een
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 52
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.