romaansche gezinnen rijkelijk met kinderen zijn gezegend, kunnen wij dadelijk opmerken, wanneer wij even de school bezoeken, waar jongens en meisjes thans verplicht zijn, duitsch te leeren. Overigens had Bernard, de huisknecht van den pastoor, wel gelijk toen hij de aardige gezichtjes van de kleine meisjes in de school roemde. Hij verhaalt ons ook, dat zijn meester, de waardige geestelijke, al de leden der parochie, met inbegrip van hem, Bernard, op eene photografie had gebracht. Waarom? Omdat de bron, die de school en ook de pastorie van drinkwater moet voorzien, niet meer aan die verplichting voldoet, en omdat de gemeenteraad wel wat talmt met het aanbrengen der noodige herstellingen. Om den onderprefect te overtuigen, hoe noodig die voorziening is en hem te bewegen, daartoe last te geven, is de pastoor op den vernuftigen inval gekomen om de jongens van het dorp te laten photografeeren bij de waterlooze pomp, hunne ledige emmers en gieters toonende, die zij niet kunnen vullen.
Sedert de inlijving bij Duitschland, draagt La Baroche den offici?elen naam van Zell, waaraan geen germaansch oor zich kan ergeren, want Zell is een zuiver duitsch woord. Maar de waardige pastoor van La Baroche--ik vergis mij, van Zell--toont ons een gezangboek, een meesterstuk van kalligrafie, minstens twee eeuwen oud, dat in de sakristie zijner kerk wordt bewaard; en volgens dat gezangboek zou de ware naam van de parochie niet zijn Zell, maar Zeel. Dit laatste woord nu is ongetwijfeld van gallischen oorsprong en beteekent stoel, zetel. Nog heden, wanneer ge eene boerenwoning binnentreedt, kunt ge den huisheer tot zijne vrouw of zijn kind hooren zeggen: "Va! guouarre ein Zeel!" ga, haal een stoel.--Vraagt ge aan lieden uit den omtrek den weg naar Zell, dan zetten zij groote oogen op, en blijven het antwoord schuldig.
Tusschen Baroche en Turckheim ligt, op een voorsprong van den berg, de oude kapel van Onze-Lieve-Vrouwe van de drie Korenaren, (Notre Dame des trois Epis), vroeger slechts eene eenvoudige bedevaartsplaats, thans een vrij druk bezocht zomerverblijf met drie hotels. Omtrent den oorsprong van de heilige stede zijn verschillende legenden in omloop. Volgens eene daarvan zou een Jood zich met list hebben meester gemaakt van eene gewijde hostie en die in den grond hebben begraven op eene woeste plek, waar nu de kapel van Onze-Lieve-Vrouwe staat. Maar nauwelijks was het gruwelstuk volbracht, of een hevig onweder barstte los: de donder ratelde en de hemel scheen in vuur te staan. Den geheelen nacht doolde de Jood, in doodsangst, door het bosch rond, zonder den weg naar zijn huis te kunnen vinden. Toen eindelijk het onweer bedaarde en de zon aan de kimmen verrees, zag hij, tot zijne uiterste verbazing, op de plek waar hij de hostie begraven had, drie gouden korenairen, waarop, stralende van licht, de heilige hostie lag, terwijl, onder begeleiding van hemelsche muziek, eene menigte van bijen bezig waren een omhulsel van doorschijnende witte was te bouwen. Getroffen door dit wonder, zwoer de Jood zijn geloof af, verkocht al zijne goederen en bouwde, als boete voor zijne euveldaad, de kapel van Onze-Lieve-Vrouwe der drie Korenairen.
Eene andere, nog meer verspreide legende luidt aldus. Een boer, die in het bosch gras sneed, werd op deze zelfde plek door een adder gebeten, en overleed aan die wonde. Aan den eikeboom, waaronder men zijn lijk gevonden had, werd nu, naar het vroom gebruik dier tijden, een Moeder-Gods-beeld geplaatst: dit geschiedde namelijk in 1491. Korten tijd daarna ging een boer uit Orbey langs den boom met het Madonnabeeld, en knielde, volgens het gebruik, neder, om voor de ziel van den doode te bidden. Terwijl hij vurig biddende nederlag, ontwaarde hij eensklaps een bovenaardsch licht, dat het beeld omstraalde. Straks verscheen hem, in dien glans, de Moeder Gods zelve in al haar majesteit, omstuwd door een koor van engelen. In de eene hand hield zij drie lichtende korenairen, in de andere een stuk ijs: daarmede te kennen gevende, dat jaren van overvloed of van gebrek aanstaande waren, naarmate de bewoners des lands zich zouden bekeeren of hun zondig leven voortzetten. De dorpeling begreep dat hij dit gezicht aan de omwonende bevolking kond moest doen; maar hetzij onachtzaamheid, hetzij vrees, hij liet het na en kocht, zonder iets te zeggen, op de markt van Nieder-Morschweier een zak koren, waarvoor hij ook gekomen was. Maar toen hij den zak op zijn paard wilde laden, waren alle pogingen daartoe vergeefs: de vereende krachten van alle mannen op de markt schoten te kort om den zak ook maar even op te tillen. De boer verstond de waarschuwing, en verhaalde, diep geroerd, zijn gezicht van dien morgen. Aanstonds kon nu de zak op het paard worden gelegd. De lieden van Nieder-Morschweier togen nu in processie, voorafgegaan door den boer uit Orbey, naar den boom met het Moeder-Gods-beeld, en bouwden op de plek eene kapel, waarin het beeld van Onze-Lieve-Vrouwe werd
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.