Wandelingen door België

Not Available
엎 Wandelingen door Belgi?

The Project Gutenberg EBook of Wandelingen door Belgi?, by Anonymous This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Wandelingen door Belgi? De Aarde en haar volken, 1886
Author: Anonymous
Release Date: March 18, 2005 [EBook #15403]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK WANDELINGEN DOOR BELGI? ***

Produced by Jeroen Hellingman and the PG Distributed Proofreaders Team

WANDELINGEN DOOR BELGI?.
HENEGOUWEN.

I
Mijn vriendelijke lezer herinnert zich misschien nog wel onze omzwervingen door Vlaanderen, dat schilderachtig schoone, kalme, vredige land, waar over steden en vlekken en dorpen eene zondagsrust ligt uitgespreid, en ge vaak wel den indruk ontvangt dat de rijke en schitterende herinneringen van een zeldzaam grootsch verleden de eischen en behoeften van het heden op den achtergrond dringen en niet tot hun recht laten komen. Ik noodig hem thans uit, een ander deel van Belgi? met mij te bezoeken: het waalsche land, bewoond door een ander ras, drukker, rumoeriger, hartstochtelijker van aard, levendiger in voorkomen en gebaren: een ras, dat al heeft het ook eene groote en rijke historie achter zich, toch niet in gelijke mate door de herinnering aan dat verleden wordt beheerscht en onder de wisseling der fortuin niet is bezweken. In het leven dezer mannen, wier bloed sneller door hunne aderen stroomt, is geene plaats voor mijmeren en peinzen over het verleden, over de oude dagen, die sinds lang zijn voorbij gegaan; zij hebben geen tijd om te luisteren naar de wonderzoete fluisterende stem der traditie en der sage, die als muziek in de ooren klinkt, maar ook zoo dikwijls een ontzenuwenden en verzwakkenden invloed uitoefent, en de fiere kracht tot daden in het harte uitdooft. Zij hebben geen tijd, want de felle koorts van het moderne leven heeft hen aangegrepen; de rustelooze ontdekkingen der wetenschap, de onophoudelijke vorderingen der industrie drijven on zweepen hen voort; hun leven is welhaast een voortdurend gevecht, een nimmer poozende strijd, die de inspanning vordert van alle krachten en die niet ware vol te houden, zoo niet het elastischer, opgewekter temperament telkens met nieuwen moed en nieuwe energie bezielde en de zware lasten des levens licht deed achten.
En zijn ze niet in waarheid een groot slagveld, die mijndistrikten, waar de mensch en de natuur in rusteloozen kamp hunne krachten beproeven; waar de strijders, dag aan dag, in dichte gelederen aanrukken, gewapend met spade en bijl en houweel en honderd andere werktuigen der vernieling, om den tegenstand te overwinnen van den ouden titan Tellus en hem zijne diep verborgen schatten te ontrukken. Al verder en verder rukken zij voort, telkens op nieuwe veroveringen uitgaande in de onderaardsche holen, in dat huiveringwekkend gebied van nacht en dood, waar, als in katakomben, de versteende overblijfselen van vroegere wereldperioden liggen opgetast, waarop en waarmede de moderne beschaving hare steden bouwt. Maar de oude titan verdedigt zijn gebied voet voor voet: beter dan een door Hephaistos gesmeed schild, dekken hem zijne duistere geheimenissen, de ontelbare hinderpalen die zijn vijand op den weg ontmoet, de noodlottige hinderpalen en verrassingen, die loeren bij elken tred. Het is een hardnekkige verbitterde strijd, een kamp op leven en dood. Als een monsterachtige hydra, in haar duister hol verscholen, knarsetandt en brult de oude titan bij iederen slag, die hem eene nieuwe wonde toebrengt: iederen duim breed gronds betwistende, trekt hij onwillig achteruit, al verder en verder wijkende in het ondoordringbaar ingewand der aarde; maar vreeselijk wreekt hij zich over zijne nederlagen door plotselinge, moorddadige, verraderlijke slachtingen, als te midden van rook en vlammen, die het gedrocht uit honderd monden braakt, de onverschrokken pionniers verpletterd neerzinken onder de instortende gewelven, of snakkend naar lucht den adem uitblazen in een dampkring van gas; of wel, levend begraven, al de martelingen ondergaan van den langzamen hongerdood. Toch, hoe vreeselijk het monster moge zijn, over welke moorddadige wapenen hij moge beschikken, toch wordt voet voor voet het rijk van den duisteren titan veroverd; toch dringen de kloeke scharen al verder en verder door in de ongemeten en ongepeilde afgronden, waarin hij schuilt en waarin hem de lichtstraal vervolgt, die den mensch den weg wijst in het harte der aarde.

Daar naadren de delvers met spa en houweel; Zij spitten in de aardkorst, en boren de schacht, En dringen al verder door modder en nacht! Aan 't rammelend rad vliegt de korf op en nêer; De zwoegende pomp gaat het water te keer; De moker rinkinkt, en de koker verwijdt: Voorbij zijn lagen van zandgruis en krijt: Nu glinstert... de steenkool!... De mijngroef ontsluit, En breidt tot spelonken en gangen zich uit, Tot straten en pleinen, door balken geschraagd, Waar 't lampjen de schaduw verlicht, niet verjaagt! Hier woelen, diep
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 63
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.