en een voor allen," dat zich verder moet strekken dan tot eigen familiegroep, leert men in hoofdzaak alleen buiten het gezin en het meest in het vereenigingsleven.
Men kan echter aan het kiesrecht ook nog eene symbolische beteekenis toekennen. Het kiesrecht stempelt den bezitter tot een vrij, een mondig burger. Het verheft hem boven zijn niet-kiesgerechtigden medeburger, die als geestelijk minderwaardige, niet in staat wordt geacht zijn kiesrecht naar behooren te kunnen vervullen.
Tot zulke niet-kiesgerechtigde burgers, tot zulke minderwaardigen in den lande, behooren in Nederland alle vrouwen. Toch mag daaruit niet de gevolgtrekking gemaakt worden, dat men de vrouwen in het algemeen geestelijk zoo minderwaardig beschouwt, dat men haar niet in staat acht het kiesrecht naar behooren te vervullen. Veeleer moet het niet-kiesgerechtigd zijn worden toegeschreven aan het feit dat de vrouwen, door den ontwikkelingsgang der maatschappij, buiten het politieke leven zijn geraakt en dat er tot voor betrekkelijk korten tijd geen sterke drang uitging van de vrouwen om er weder in te worden opgenomen.
Wel waren er in de laatste eeuwen in alle landen vrouwen, die inzagen van welk groot belang het voor de vrouw en de maatschappij was als mannen en vrouwen samen de belangen van den Staat regelden, maar dit waren altijd op zich zelf staande personen, die er niet in slaagden genoeg geestdrift te wekken om vereenigd voor dit recht te gaan strijden. Voor een deel was dit een gevolg van de toen bestaande maatschappelijke toestanden, die zoo geheel anders waren als nu; de vrouw was daardoor te veel aan haar huis gebonden om zich met zaken, het algemeen belang betreffende, veel in te laten. Toch hebben in het laatst der 18e eeuw reeds een aantal Fransche vrouwen, onder leiding van de schoone, later onthoofde, Olympe de Gouges, eenigen tijd zeer krachtig voor vrouwenkiesrecht gestreden. Uit dien tijd dateeren ook twee geschriften, de een van den Franschen Staatsman, Condorcet, die even als in zijn vlugschrift ook in het Fransche Parlement de toelating der vrouwen tot de stembus op zeer deugdelijke gronden verdedigde; de ander van Mary Wollstonecraft, die in Engeland voor de rechten der vrouw een zeer krachtig schriftelijk pleidooi hield. Beide geschriften zouden nog door de verdedigers der politieke rechten der vrouw met vrucht kunnen worden aangehaald.
Toch moesten er blijkbaar nog andere dingen gebeuren om de vrouwen te doen inzien dat zij tegenover de maatschappij verplicht waren, medezeggenschap te verlangen bij het maken der wetten. En zoo duurde het tot het midden der 19e eeuw alvorens er ergens een georganiseerde vrouwengroep voor hare politieke ontvoogding begon te strijden. Amerika ging voor. Het waren vrouwen, strijdende voor de afschaffing der slavernij, die het eerst hare machtelooze positie voelden, zoolang zij allen rechtstreekschen invloed op de wetgeving misten. Deze vrouwen en zij die den oorlog aan de alkohol-dranken verklaard hadden, wisten genoeg bezieling te wekken om den indruk van de eerste openbare vergadering voor vrouwenrechten, die in 1848 te Seneca Falls gehouden werd, blijvend te maken. Uit de eerste strijdsters voor vrouwenkiesrecht in Amerika zijn de namen van Lucretia Mott, Lucy Stone, Elisabeth Cady Stanton en Susan B. Anthony het best bekend.
Na Amerika volgde weldra Engeland. Het waren de gruwelen in den Krimoorlog, door Florence Nightingale aan het licht gebracht, en later het lijden en de ontberingen in den opstand in Britsch-Indi? geleden, waardoor de oogen van sommige vrouwen in Engeland het eerst geopend werden voor het belang van invloed op het staatsbeleid. Later, toen in 1857 in het Engelsche parlement de wet op echtscheiding werd aangenomen, die nog van kracht is, waarbij een ongelijke maatstaf voor zedelijkheid voor man en vrouw werd afgekondigd, zoodat handelingen door de vrouw bedreven reden tot echtscheiding geven, terwijl diezelfde handelingen door den man ongestraft kunnen worden verricht, toen gingen op eens de oogen van vele Engelsche vrouwen open en zagen zij in, welk belang zij, ook voor eigen recht, bij het kiesrecht hadden. Van dien tijd af dateert de georganiseerde vrouwenkiesrechtbeweging in Engeland. In 1866 werd het eerste groote verzoek om invoering van vrouwenkiesrecht, door 1,499 vrouwen geteekend, bij het Engelsche gouvernement ingediend en in 1867 werd het eerste wetsvoorstel, tot invoering van vrouwenkiesrecht, in het Engelsche parlement besproken en met 73 tegen 196 stemmen verworpen.
Dat mijn, hier voren uitgedrukte bewering, dat met elke kiesrechtuitbreiding der mannen de rechten der vrouwen worden ingekort op feiten berust, blijkt uit de Engelsche geschiedenis duidelijk. In de 19e eeuw werd het kiesrecht van de Engelsche mannen drie keer uitgebreid, telkens werd het aantal kiezers ongeveer verdubbeld. Het was in 1832, 1867 en in 1884 en tegelijkertijd of kort daarna werden vrouwen eenige belangrijke rechten ontnomen. In 1835 werd door invoeging van het woord "mannelijk" het kiesrecht voor de gemeenteraden, hetwelk de vrouwen v����r dien tijd bezaten, haar ontnomen. In 1894 verloren zij het recht als "eigenaars" bij verschillende aangelegenheden te stemmen en in 1899 verloren
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.