Tocht naar de dalen van den kinaboom (Peru) | Page 9

Paul Marcoy
nacht was ingevallen, konden zij niet dan tastend voortgaan, en hadden zij geducht te lijden van de doornen en scherpe punten der struiken en planten, die zij in den donker niet konden zien. Hun gelaat, hunne handen en beenen droegen overal de sporen van deze onaangename aanrakingen; hunne kleederen hingen hen als lappen om het lijf. Maar toch hadden zij mij wedergevonden: wij waren weder bij elkaar, en de doorgestane vermoeienissen en gevaren waren vergeten.
Ons volk aan de overzijde, nog steeds in diepen slaap gedompeld, had niets gemerkt van de komst van den kolonel en de Bolivianen. Zij waren dan ook niet weinig verwonderd, toen zij, in plaats van ����n persoon, er vier op den oever zagen. Vol verbazing liepen zij naar den oever, wreven zich de oogen uit, en bleven ons een poos zwijgend aanstaren. Toen zij niet langer aan onze identiteit konden twijfelen, begonnen zij luidkeels te jubelen, terwijl de tolken gingen dansen van pret.
Half door roepen, half door gebaren, beduidden wij hun, dat zij dadelijk moesten opbreken en den rechter oever volgen, terwijl wij van onzen kant langs den linker oever zouden voorttrekken. Hoewel zij het doel van deze beweging niet recht schenen te begrijpen, aarzelden zij toch geen oogenblik met de uitvoering. Zoo gingen wij twee uren lang voort; zij op den open oever, wij onder de schaduw der dichte bosschen, dwars door bijkans ondoordringbare struiken en doorngewassen; tot wij eindelijk de plek bereikten, waar het vlot was gestrand. Wij riepen nu onze manschappen toe, stil te houden en af te wachten wat wij zouden doen.
Wij wenschten namelijk het vlot los te maken uit de lianen, waarin het verward was, en vervolgens ons gezelschap van den linker oever over te brengen naar den rechter, waar wij ons bevonden. De cascarilleros wilden dit gedeelte van het woud onderzoeken, waartoe nu te eer gelegenheid bestond, nu de tegenwoordigheid der Chunchos hen niet langer hinderde.
Het vlot, van zijne omwindselen losgemaakt, werd weder te water gelaten. De geweldige kracht van den stroom, door de uitstekende rotsen in verschillende takken verdeeld, maakte de overvaart op dit punt onmogelijk; wij besloten dus den oever af te zakken, tot wij eene betere plaats zouden gevonden hebben. Eene liane, aan het vlot bevestigd, diende als lijn. Zoodra onze lieden aan den overkant zagen dat wij onzen tocht hervatten, begaven ook zij zich weder op weg. Een halve mijl verder vonden wij een inham, die ons voor de proefneming beter geschikt voorkwam. Niet alleen was het water hier kalm; maar eene lichtgroene streep, die van den tegenovergestelden oever tot in het midden der rivier voortliep, scheen de aanwezigheid van een zandbank aan te duiden.
Om zich de noodige stokken voor het besturen van het vaartuig te verschaffen, sneden de Bolivianen met hun zakmes eenige jonge boomen bij den wortel af waarmede natuurlijk een geruime tijd heenging. Toen zij hiermede klaar waren, trokken zij het vlot naar den oever, sprongen er op en staken af. De overtocht werd spoedig en gelukkig volbracht, en eer een half uur verloopen was, bevond zich onze geheele karavaan op den linkeroever, waar wij ons weldra aan een goed ontbijt vereenigden. Na ons aldus versterkt te hebben maakten wij ons gereed naar het woud te trekken, waar onze cascarilleros hunne nasporingen zouden beginnen. Het vlot, dat ons later nog van dienst kon zijn, werd stevig aan den oever vastgebonden, om niet met den stroom af te drijven.
Kort nadat wij in het woud waren gekomen, begon de grond te rijzen: een bewijs dat wij de heuvelen naderden, die in lange reeks met de Cordilleras samenhangen. Juist toen wij ons met moeite door dicht en laag kreupelhout een weg baanden, schoot een wijfjespeccari met hare zeugen langs ons heen en verdween in de struiken. Pepe Garcia en Aragon konden de verzoeking niet weerstaan, hunne geweren af te schieten. Het beest raakten zij niet: maar de echo van het woud, die de schoten als een verre donder weerkaatste, waarschuwde de al te ijverige jagers, doch te laat, dat zij eene onvoorzichtigheid hadden begaan. Dit beteekenisvolle geluid moest natuurlijk de Chunchos dadelijk weer met ons verblijf bekend maken, aangenomen dat zij ons spoor hadden verloren. Daar er evenwel voor het oogenblik niets aan te doen viel, was het maar best er niet verder aan te denken; maar om eene herhaling van het feit te voorkomen, verbood de kolonel den tolken, zonder zijne uitdrukkelijke vergunning te schieten.
Middelerwijl gingen de cascarilleros het bosch in, en kwamen na verloop van eenige uren weder bij ons. Ditmaal waren hunne nasporingen niet vruchteloos geweest: zij brachten onderscheidene stukken van de schors van fijnere kinaboomen mede, die zorgvuldig werden bewaard. Nauwelijks hadden wij onzen tocht hervat, of wij vernamen eensklaps het schreeuwen van een ara, en wel niet in de lucht boven onze hoofden, maar naast ons op den grond. Verbaasd zagen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 28
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.