Tocht naar de dalen van den kinaboom (Peru) | Page 5

Paul Marcoy
aankwamen. Na eenige oogenblikken uitgerust te hebben, werd nu de tweede arm van den Cconi op dezelfde wijze doorwaad, en zonder ongeval, maar druipnat, stonden wij weldra op den linkeroever.
Het was prachtig weer; de zon straalde aan den onbewolkten hemel. Eer wij het nabijzijnde bosch ingingen, trokken wij onze kleederen uit, en spreidden die op den met gras begroeiden grond, om in de zon te drogen. Juist terwijl wij daarmede bezig waren, hoorden wij eensklaps aan den anderen oever het geschreeuw van een ara (eene soort van papegaai). Daar het drie uren in den middag en helder weer was, kwam dit geluid mij verdacht voor. De ondervinding had mij toch sedert lang geleerd, dat, uitgenomen bij de nadering van een onweder, de papegaaien en aras zich nooit anders laten hooren dan bij het op- of ondergaan der zon. Het overige van den dag zoeken zij de schaduw op, en zitten daar stil, nu eens op dezen, dan weder op den anderen poot rustende, en middelerwijl op eene noot of palmschors knabbelende, om zich den bek te scherpen. Terwijl ik hierover met Pepe Garcia sprak, die, als een ervaren jager, de juistheid mijner opmerking erkende, verscheen ons eensklaps die bovennatuurlijke ara, en wel in de gedaante van onzen bekenden Chuncho. Hij ging langzaam langs den Cconi voort, nauwkeurig de sporen van onzen marsch gadeslaande. Toen hij aan de plek gekomen was, waar wij de rivier waren overgestoken, begreep hij dadelijk, bij het zien van den platgetreden grond en het afgesneden riet, wat er geschied was: want, stilstaande, hief hij het hoofd op en keek naar den anderen oever, waar hij ons dadelijk gewaar werd, bezig zijnde onze kleederen bijeen te zamelen en haastig aan te trekken. Hij hief nu een luid geschreeuw aan, waarop een gansche zwerm wilden, mannen, vrouwen en kinderen, uit het kreupelhout te voorschijn kwam; wij telden er minstens veertig. Aanvankelijk zetten zij zich op den oever neder, en schenen met elkander te overleggen, wat te doen; want zij hadden gezien dat de kolonel zijn geweer ter hand had genomen; maar toen zij na eenige oogenblikken hem dat wapen uit de hand zagen leggen, begrepen zij, dat er geen gevaar was. Onze gast trad nu vooruit, en riep, met een smeekend gebaar, zeer duidelijk het woord: Siruta! (mes).
Ik nam een mes in de hand, en toonde dat den Chuncho, hem tevens met de andere hand wijzende op de vogelvellen, om aldus mijne begeerte te kennen te geven een ruilhandel te drijven. Zij begrepen dadelijk mijne bedoeling. De gansche bende rees haastig op, en begon te dansen en te springen, onder het luide geroep van Siruta! Siruta! Toen brachten zij aanstonds bijeen wat zij vinden konden: gevlochten mandjes, hoofdtooisels van vederen, kettingen van bessen of pitten, huiden van vogels,--zelfs levende, tamme aras. Toen, mij deze voorwerpen en dieren toonende, als om daardoor te kennen te geven dat mijn wensch ook de hunne was, liepen zij langs den oever voort, tot voorbij het rotsige eiland, dat de rivier in twee takken deelde. Daar begaven zij zich te water, met hunne handelsartikelen, die zij boven hun hoofd in de hoogte hielden, om ze voor nat woorden te bewaren; en alleen met den rechterarm zwemmende, begonnen zij de bruisende rivier in schuine richting over te steken. Wij zagen bijna niets dan hunne opgeheven linkerarmen, die als bronzen staven boven het blanke, schuimende water uitstaken, en bewonderden de vlugheid, de kracht en de aangeboren sierlijkheid dier forsche mannen, die zonder aarzelen den heftigen stroom trotseerden. Weldra stonden zij, druipnat, voor ons, en drukten ons in hunne armen; de gansche voorraad, dien zij hadden medegebracht, ging aanstonds in onze handen over. Toen zij niets meer hadden aan te bieden, stelden wij hun voor, hunne bogen en pijlen tegen andere snuisterijen in te ruilen. Eerst aarzelden zij: toen, na met een der oudsten van den troep te hebben geraadpleegd, verklaarden zij zich bereid om die wapenen af te staan, ofschoon hun dit blijkbaar eene zekere zelfverloochening kostte. Het was ons daarbij niet zoo zeer te doen om die bogen en pijlen, hoewel die niet zonder zekere kunst waren vervaardigd; maar voornamelijk om die ons onbekende gasten te ontwapenen, en hen alzoo buiten de mogelijkheid te stellen ons kwaad te doen, gesteld dat zij daaraan dachten.
Terwijl wij nog met deze onderhandelingen bezig waren, stonden eensklaps de vrouwen der Chunchos, die eerst op den anderen oever gebleven waren, met hare kinderen voor ons. Zij hadden eene waadbare plek in de rivier opgezocht, en waren naar de overzijde gekomen, waarschijnlijk om zich met eigen oogen te overtuigen van hetgeen daar tusschen hare mannen en ons geschiedde. Uit achting voor het schoone geslacht, waarvan zij de minder gelukkige vertegenwoordigers waren, besloot ik eene uitdeeling te houden van koperen knoopen, spelden en ringen, die bij uitnemendheid aan de dames schenen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 28
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.