als het punt dat wij straks aangaven, de reis maken per spoor tot aan Tri?st, waar alsdan stoombooten gereed liggen, welke de passagiers naar Alexandri? in Egypte overbrengen, en van waar men vervolgens de reis per spoor naar Suez voortzet. Ons dunkt het beste een andere weg te kiezen, en wel van Parijs per spoor naar Marseille, en vandaar per stoomboot naar Alexandri?.
Gewoonlijk kiezen de reizigers een der (westersche) wintermaanden uit tot het aanvaarden van een tocht naar het Oosten, omdat men des zomers, of ook wel bij den aanvang van den herfst, te veel van de hitte te lijden heeft; en wijl de maand November als zoodanig de geschiktste tijd is, schepen wij ons dan te Marseille op de stoomboot in, koers wendende naar Sicili? en Messina. De kust van Sicili?, ten minste die langs de straat van Messina, biedt zeer veel verscheidenheid aan, hoewel het voorkomen een weinig woest is. Zij is de wieg en zal waarschijnlijk eenmaal het graf zijn van den vuurspuwenden berg de Etna, welke weleer door de ouden werd aangezien voor de werkplaats der Cyclopen, die in de spelonken van dat gebergte de bliksems smeedden voor Jupiter. Alles, land en zee, berg en dal, is hier vervuld met mythologische en historische herinneringen, die wij echter stilzwijgend voorbijgaan, omdat wij nu in het heden en niet meer in het prachtige verleden leven. Weldra krijgt de reiziger de grieksche kust in het gezicht; de boot stoomt kaap Matapan, het zuidelijkste punt van Europa, voorbij, en nadert het eiland Cerigo, behoorende tot de groep der Jonische eilanden. Cerigo, oudtijds Cythere genoemd, was weleer het paradijs van Venus, waar tempels en standbeelden ter eere dier godin waren opgericht. Als Cythere was wat thans Cerigo is, dan hebben de aanbidders dezer ontrouwe gade van Vulkanus, naar ons oordeel, eene slechte keus gedaan, daar gemeld eiland tamelijk onherbergzaam en onvruchtbaar is, doch misschien is het dit in den loop der tijden geworden.
Het eiland Candia (Creta), zuidelijk van Cerigo gelegen, is niet ver van Cyprus, waar men Europa uit het oog verliest, om na eene reis van ongeveer acht dagen het anker te werpen in de haven van Alexandri?.
Alexandri?, van de haven uit gezien, biedt niets verrassends of boeiends aan. De stad is gebouwd op een vlak terrein en maakt hoegenaamd geen indruk. Links en rechts van de haven staan hooge windmolens, wier eerste in- en oprichting door de soldaten van generaal Kleber werd bewerkstelligd, en die zoo zeer de aandacht van Méhémed-Ali trokken, dat hij hun getal aanmerkelijk deed vergrooten. Zoover het oog slechts reiken kan, ziet men niets dan deze groote vierarmige machines, die ons aan Zaandam zouden doen denken als er zich een andere hemel over Nederland welfde. Alle po?tische illusi?n, die de reiziger zich mocht gevormd hebben, verdwijnen bij den aanblik van die prozaische luchtschermers, en zoo er zich niet hier en daar een zuil verhief, of die eentonige huizenrij door minarets werd afgewisseld, men zou waarlijk geheel in zijne verwachting zijn teleurgesteld. Alexandri? is niet meer de stad der Ptolome?n. Deze is verwoest. De tegenwoordige stad, die op de puinhoopen der oude gebouwd is, heeft van hare vroegere pracht niets overgehouden en beantwoordt niet meer aan de gedachte van haren grooten stichter. Alexandri? moest niet alleen eene machtige koopstad zijn, maar ook een middelpunt van beschaving, de zetel van kunsten en wetenschappen, een brandpunt van het grieksche leven; en zij is dit eeuwen lang ook geweest. Het nieuwe Alexandri? is uitsluitend voor den handel ingericht. Te vergeefs zoekt het oog de kolossale gebouwen van het alexandrijnsche tijdperk of van de romeinsche architecten. Zij zijn verdwenen, en heden ten dage vindt men, naast de hutten der armoede, slechts de huizen der kooplieden, geheel naar de fransche bouworde ingericht. De europeesche bevolking der stad schijnt geene behoefte te hebben aan plaatsen van algemeene samenkomst, zoodat men niet eens een schouwburg of een vereenigings-lokaal heeft waar men te zamen komen kan. Zelfs toen Madlle Rachel eenige jaren geleden de stad bezocht, kon zij er geene voorstelling geven, tot grooten spijt van hare bewonderaars, en moest men zich vergenoegen haar in haar hotel een bezoek te brengen.
Middelerwijl nadert men de aanlegplaats, en moet het schip zich een weg banen tusschen de talrijke vaartuigen, welke in de haven liggen. Bijna alle handeldrijvende nati?n zijn hier vertegenwoordigd, en hare vlaggen en winpels wapperen van alle zijden. Na de gewone visitatie ligt het schip eindelijk voor de landingsplaats stil, en wordt de reiziger plotseling bestormd door een twintigtal ezels en een gelijk getal arabische straatjongens, die zich onder oorverdoovend geschreeuw, van de heftigste gebaren vergezeld, op hem werpen. "Klim maar op mijn ezel! Neem den mijnen, hawadji! Mijn ezel is een beste! Ik ben een goede gids," roept de een. "Geloof hem niet, signor, hij heeft een slechten ezel en hij deugt niet
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.