Suez | Page 3

Not Available
voor gids," roept een ander. "Dit is de beste van alle ezels, hawadji! Ik ben alleen een goede geleider!" schreeuwt een derde. Men wordt door ezels en menschen omringd, gedrongen, overschreeuwd, vervolgd, en ten slotte ziet men geen redding uit dien kring van twee- en viervoetige dieren, terwijl men evenmin weet wien men kiezen zal. Eindelijk geeft men zich over aan hem die het hardst schreeuwt: "Beklim mijn ezel maar!" Maar op het oogenblik dat men vast in den zadel denkt te zitten, rolt men in het zand, indien de geleider niet den stijgbeugel aan de andere zijde vasthoudt, want de egyptische stijgbeugels hangen aan riemen, welke niet onder den zadel worden vastgehouden. Soms plaatst een geleider u met geweld op zijn grauwtje, en jaagt u dan, door middel van een krachtigen zweepslag, in een bespottelijken draf naar het hotel. De ezeldrijvers van Alexandri? zijn even rumoerig, even snaaksch en even slim als de straatjongens van Parijs. Zij leggen er zich op toe, zooveel mogelijk engelsche woorden op te zamelen, en maken daarvan een potsierlijke taal op hun eigen hand. Op alles hebben zij een antwoord gereed, en wanneer hun ezel een misstap doet, waardoor gij groot gevaar loopt zandruiter te worden, weten zij behendig uw val te voorkomen, terwijl zij u met een onnoozel gezicht toevoegen: "Een goed ezeltje toch, niet waar? Men zou er geen paard voor verkiezen."--Daar het in deze maand gewoonlijk regent, wordt de indruk, welken men van de stad gekregen heeft, niet gunstiger. De straten, door de zomerdroogte als het ware met stof gemacadamiseerd, gelijken op modderkuilen, en daar de geringere volksklasse zich hieraan reeds gewend heeft, ziet men haar ook gewoonlijk met bloote voeten en naakte knie?n door het slijk waden. Men is van oordeel dat deze regenbuien het gevolg zijn van de talrijke bosschen en boschjes, door de Europeanen rondom de stad aangelegd, wijl vroegere reizigers van iets dergelijks niet gewagen.
Het is niet te ontkennen, dat hetgeen men pittoresk noemt, meestal zoo morsig is. In de sombere en stinkende steegjes van Alexandri? vindt men afwisselingen van licht en bruin, waarmede een schilder fortuin zou maken; blinkende zonnestralen verlichten de met rijk beeldwerk overladen oude huizen; hier en daar steken kleederen van schitterende kleuren tegen den modder en het stof af; de breedere straten zijn van de eene naar de andere zijde met gestreepte stoffen overspannen, ten einde de voorbijgangers tegen de zonnestralen te beschutten. Eene gansche bevolking, die nooit de wasschingen schijnt verricht te hebben welke hare wet haar voorschrijft, wandelt rond met een tred, waarvan de statigheid slechts overtroffen wordt door dien der kameelen, die hunne koppen boven de menigte uitsteken. Tooneelen van dezen aard doen wondergoed voor op eene schilderij, die noch de onaangename geuren, noch het stof, noch de honden, noch al het walgelijke ongedierte wedergeeft, waarvan het daar wemelt. Maar de waarheid is anders; wanneer het droog weder is, zinkt men tot de enkels weg in het stof, dat u in de keel, de longen, de oogen, den neus en de ooren dringt; en wanneer het regent, plast men door den modder. Bij droog zoowel als bij nat weder, loopt er door elke straat eene groot of liever een modderpoel, die alle onreinheden opneemt, zoodat het geen wonder is dat de pest nu in deze, dan in gene wijk uitbreekt.
Men vindt in Alexandri? echter zeer nette huizen en goed ingerichte hotels. "De merkwaardigheden in Alexandri?," schrijft de heer F. W. Conrad in zijne reizen naar de landengte van Suez, "die men volstrekt moet zien, zijn de kolom van Pompejus en de naald van Cleopatra. De kolom van Pompejus heb ik verscheidene malen bezocht. De consul-generaal der Nederlanden, de heer S. W. Ruyssenaers, die gedurende ons verblijf in Egypte niet opgehouden heeft ons alle mogelijke oplettendheden te bewijzen, bracht er mij voor de eerste maal. Hij woonde toen niet ver van daar op een allerliefst buitenverblijf. In zijn fraaien tuin werd mij een heerlijke bouquet rozen en andere bloemen gegeven, waarbij ik mij moeielijk kon voorstellen in de maand November te zijn. Dit gaf mij gelegenheid, aan eene dame, die tot onze reisgenooten behoorde, eene kleine oplettendheid te bewijzen.
"De kolom van Pompejus staat op eene hoogte, even buiten de tegenwoordige stadswallen. Zij bestaat uit voetstuk, schaft en kapiteel, waarvan de gezamenlijke hoogte ruim 40 Ned. el bedraagt. De schaft, lang 21 Ned. el, is een goeden stijl; doch voetstuk en kapiteel zijn slechts middelmatig en schijnen uit een ander tijdvak. De omtrek van de schaft is beneden 8.90 el en boven 4.95 el.
"Volgens sommigen wordt op een der steenen van het voetstuk de naam gelezen van Psammeticus II; ik heb dien echter niet kunnen vinden. Verscheidene reizigers hebben er hunne namen, sommigen met reusachtige letters, op geschreven, die het gedenkteeken waarlijk niet verfraaien. Men meent, dat dit gedenkteeken zeer ten
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 29
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.