een nieuwen oorlog tegen Turkije. De straten waren vol soldaten, die opgeroepen waren om zich bij hunne korpsen te voegen; zij kwamen bij troepen van alle kanten en werden, zoodra zij uitgerust en gewapend waren, naar de plaats hunner bestemming gezonden. Natuurlijk hield dit de leegloopers en kijkers in de hoofdstad van Transkaukasi? in voortdurende spanning. De toebereidselen tot het bloedige drama hadden intusschen ook hunne komische zijde: bij het zien van die wonderlijk uitgedoste miliciens, die maar hadden gegrepen wat het eerste voor de hand lag, dacht men onwillekeurig aan het voorspel van eene reusachtige maskerade. Sommigen droegen een gescheurde en gelapte kapotjas, een om het hoofd geknoopten bashlik, en in plaats van een geweer, een met ijzer beslagen stok: dat waren Osseten uit het bergland. Anderen, met een kepi op het hoofd, droegen eene langharige boerkha van zwart vilt. Onder de menigte zag men mutsen en hoofddeksels van allerlei vorm en afmeting. Naast de gewone militaire laarzen vertoonden zich de groote sandalen van dierenhuid, welke de kaukasische boer zich met smalle riemen aan den voet bindt; naast den geoefenden veteraan met zijn geweer marcheerde de jonge rekruut, zoo pas aan het boerenbedrijf ontrukt, die, met zwaren stap voortgaande, zijn sabel door de modder liet slepen.
Bij hunne aankomst in de stad, werden de soldaten, in naam der grootvorstin Olga Federowna, in den tuin van het paleis, op thee en wittebrood onthaald. Geen enkel officier werd bij deze eenvoudige maaltijden toegelaten; de gasten zaten aan lange tafels en werden door de zonen van den onderkoning bediend, die zelf met zijne gemalin bij het maal tegenwoordig was. De meeste miliciens hadden nog nooit de hoofdstad van Transkaukasi? gezien; in kleine troepjes wandelden zij door de geplaveide, schitterend verlichte straten en beschouwden met ongeveinsde verbazing en bewondering de prachtige huizen en sierlijke winkels, waarvan zij zich zelfs in hunne stoutste droomen geene voorstelling hadden kunnen maken.
Ook paarden werden in menigte aangevoerd, deels edele, prachtige rossen, krachtig en fier; deels magere, afgetobde knollen, ten eenemale voor de dienst ongeschikt; want, zoo als dat bij dergelijke gelegenheden altijd en overal geschiedt, had men de hand gelegd op alle paarden, die men maar vinden kon. Ik spreek niet van de zware caissonwagens, die het ongelijke plaveisel der hellende straten deden dreunen; noch van de koortsige drukte en beweging in het hoog boven de Koer tronende arsenaal: zelfs des nachts stond in deze werkplaats des doods de arbeid niet stil; en de roode gloed, die uit de talrijke vensters straalde, was als het ware de flikkering van het weerlicht, dat den donder voorafgaat. Inmiddels hielden de dames van Tiflis zich ijverig bezig met het maken van pluksel, het vervaardigen van kleedingstukken, kousen, zwachtels, enz.; in één woord, de gansche stad door, van Solalaki tot Koecki--de beide uiterste wijken--heerschte drukte en beweging.
Men zou Solalaki de voorstad Saint-Germain van Tiflis kunnen noemen: het is de aristokratische wijk der hoofdstad. Zij ontleent haar naam aan eene beek, die langs de rechterzijde van den Botanischen-tuin vloeit, om zich in de Koer uit te storten, welke rivier bij de Georgi?rs den naam draagt van de Mtéwari. Koecki ligt aan het andere einde der stad en wordt hoofdzakelijk door Duitschers bewoond: daar was het veel stiller en rustiger: de sedert eene halve eeuw hier gevestigde duitsche kolonie hield zich met hare gewone zaken en haar kalmen dagelijkschen arbeid bezig en nam maar weinig deel aan de algemeene opgewondenheid.
Het was te midden van deze geruchten van oorlog en toebereidselen tot den krijg, dat ik mij op weg begaf naar Gori, de hoofdplaats der provincie van denzelfden naam, aan de Koer gelegen. Ik moet verlof vragen, hier wat historie in te vlechten.
Volgens de overlevering, was de gemeenschappelijke stamvader der kaukasische stammen een zekere Targamos, die omstreeks zeshonderd jaren na den zondvloed leefde, en die acht zonen had, Aos, Karthos, Bardos, Mowaxan, Lekos, Eros, Kawkas en Egros, tusschen wie, na zijn dood, het land werd verdeeld. Naar het schijnt, schonk Kawkas zijn naam aan dat deel van het land, hetwelk hem werd toebedeeld. Tengevolge van oneenigheden met zijn vader, nam een zijner zonen, Pepa, gevolgd door driehonderd mannen, de wijk in Maugladoreti? (het land der Osseten), op den berg Bibilmta, en nam den naam aan van Bibiloeri. Vandaar trok hij over de rivier de Ksanka, in het district van Doeshett, naar de plek, thans Kwemo Ipnemi genoemd. Na hem vestigde zijn zoon Biba, die met de ossetische prinses Berdi gehuwd was, zich te Largwici aan de Ksanka, en nam den titel aan van Eristaw (hoofd des volks) van Ksanka.
Deze Eristaw oefenden in later tijd een zeer grooten invloed uit op de regeering van Georgi?, waarvan de koning niet dan met hunne toestemming kon gekroond worden. In het voorbijgaan zij vermeld, dat keizer Justinianus, omstreeks 570, ten behoeve van zekeren Rostom, een Osseet, de vallei van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.