de Mongolen in Indi? doordrong en daar bijkans de overheerschende werd.
Omstreeks 1570 viel de stad in de macht der Groot-mogols, en werd zij tot hoofdplaats van eene der bloeiendste provinci?n van het machtige rijk verheven. Toen het zoogenaamde mongoolsche rijk ten ondergang neigde, maakte Damasji Guikowar, ten jare 1737, gebruik van de toenemende machteloosheid der keizerlijke regeering, om Ahmedabad met de daarbij behoorende landstreek bij zijn eveneens op de puinen van het keizerlijk gestichte koninkrijk van Baroda in te lijven. Zijne opvolgers behielden de stad tot 1818, toen zij aan de Engelschen overging, aan wie zij nu nog behoort.
Een gordel van zware hooge muren, meer dan zeven kilometers in omtrek, omringt de stad; torens en bolwerken geven haar een nog indrukwekkender voorkomen. Naar men zegt, zijn deze werken aangelegd door den sultan Mahmoed Begarha, omstreeks het einde der vijftiende eeuw. Achttien monumentale poorten geven toegang tot de stad, die weleer eene overtalrijke bevolking binnen hare wijde wallen herbergde; tegenwoordig strekken zich tusschen de eigenlijke stad en den wal groote tuinen en onbebouwde velden uit; zij heeft zich als het ware saamgetrokken in haar al te ruimen steenen mantel; hare verschillende wijken zijn thans door niet veel meer dan honderd-vijftig-duizend zielen bewoond. Maar ook nu nog, hoezeer van haar vroegeren luister vervallen, maakt de vroolijke, ruime, volkrijke stad een aangenamen indruk; overal vindt ge prachtig geboomte, dat tot midden in de stad heerlijke lanen vormt; en de statige overblijfselen van den ouden tijd zien er minder eenzaam en verlaten uit te midden dier schilderachtige wit gepleisterde huisjes en hutten, zoo bevallig om de ernstige bouwvallen gegroept.
Zoo ge het indische leven te Ahmedabad in al zijne verscheidenheid wilt bestudeeren, begeef u dan naar de prachtige breede straat Manik-Shauk, het middelpunt van den handel en de bedrijvigheid der stad. Daar worden de verschillende markten gehouden; daar zijn de bazars, en daar ook kunt ge de prachtige typen dier zwervende Radsjpoeten, Katis en Bhattis bewonderen, die uit de nabijgelegen halfwilde landstreken naar Ahmedabad komen, en zooveel bijdragen tot het bij uitnemendheid schilderachtig karakter harer openbare markten en bazars. Kameelen en olifanten bewegen zich met afgemeten stap te midden der bontgekleurde luidruchtige menigte, waaronder de engelsche sipayers, in hunne eenvoudige uniform, zooveel mogelijk de orde bewaren. De drukke, levendige straat, de voornaamste der stad, begint bij den hoofdingang van het oude paleis der voormalige onder-koningen, dat door zijne zware torens aan een middeleeuwsch kasteel doet denken, en dat tegenwoordig tot strafgevangenis is ingericht, waar duizende veroordeelden zich onledig houden met het vervaardigen van tapijten, grove stoffen en papier. Men treedt dit voormalige paleis binnen door eene prachtige moorsche poort, waaronder zich een wachthuis bevindt. De tegenwoordige bestemming van het gebouw laat niet meer toe, over de vroegere heerlijkheid dezer vorstelijke residentie te oordeelen; de ruime zalen zijn, op last der engelsche inspecteurs, zoo herhaaldelijk met witkalk overstreken geworden, dat alle sporen van voormalige versiering geheel zijn verdwenen.
Dit kasteel is met de Badre of citadel verbonden door eene lange reeks van gebouwen, eertijds tot huisvesting bestemd voor het talrijke garnizoen, dat de sultans in hunne hoofdstad onderhielden. Deze citadel bevat niet veel merkwaardigs: eenige ruime binnenplaatsen, vroeger tot tuinen aangelegd en tegenwoordig door leelijke engelsche barakken ontsierd; eenige zuilengangen, en een reusachtig bolwerk: dat is nagenoeg alles. Men vergeet ook nooit, den bezoeker opmerkzaam te maken op eene oude schijf, boven eene der poorten geplaatst, en waarop nog duidelijk de sporen van pijlpunten te herkennen zijn. Wanneer, in den ouden tijd, de sultan eene belangrijke reis of een krijgstocht zou gaan ondernemen, moest een ervaren schutter die schijf trachten te treffen; trof de pijl het wit niet, dan werd de onderneming opgegeven, of althans tot gunstiger gelegenheid uitgesteld.
Op korten afstand van het paleis, verheft zich dwars over de straat Manik-Shauk, een prachtige triomfboog die, naar de drie bogen van moorschen stijl, den naam draagt van Tin Durwazé, de Drie poorten; dit gebouw is een der bevalligste monumenten van de architectuur der zestiende eeuw. Aan gene zijde van den triomfboog verrijst de Jumah-Moesjid, de voornaamste moskee, de roem van Ahmedabad. Het opschrift aan den hoofdingang meldt u, dat de sultan Mahmoed-Shah Begarha, de Stedendwinger, deze moskee heeft gebouwd met de puinen van de tempels der ongeloovigen, in het jaar der hedsjrah 827. Voor het eigenlijke gebouw strekt zich een ruime, geplaveide hof uit, aan drie zijden door zuilengangen omgeven. De voorgevel prijkt met drie hooge poorten, die u vergunnen een blik te werpen in het ruime heiligdom, waarvan het gewelf door eene menigte zuilen gedragen wordt. Ter wederzijde van den middelsten ingang verheffen zich twee slanke, uiterst sierlijk bewerkte minarets, maar waarvan de spitsen in 1818, ten gevolge eener aardbeving, naar beneden zijn gestort. Bij het binnentreden van het ruime bedehuis, gevoelt ge u onwillekeurig door bewondering aangegrepen bij een blik op die lange reeksen gebeeldhouwde pilaren;
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.