den Rijn wel mogen meebrengen. Schertsend zegt de vriendelijke heer dit, nadat hij zijn zakken doorzocht heeft.
"Een kurketrekker?" In een oogwenk voelt ieder in zijn zakken en voor de oogen van den waardigen abt verschijnen evenveel kurketrekkers als broeders om hem heen staan.
Toen kwam er een glans van vergenoegen op het waardige gelaat van den abt: "Bravo vrome Heeren. Welk een rijke zegen aan kurketrekkers. Doch laat het u niet verlegen maken en den dag van heden bederven. Morgen echter ---- maar laten wij denken evenals koning David."
Ingelheim
Eginhard en Emma.
I.
Het is een oude treffende geschiedenis, die ik U zal vertellen, waarde lezer, die bij de andere voorheeft, dat ze een greintje historische waarheid bevat.
In Ingelheim, een mooi stadje in den met druivengezegenden "Rheingau" verhief zich eens een trotsch marmeren paleis, de lievelings verblijfplaats van Karel, den Grooten. In deze heerlijke eenzaamheid, ver van de wereld, trok de groote keizer der Franken zich dikwijls terug. Slechts zijn trouwe dienaren en familieleden vergezelden hem. Onder de uitverkorenen ontbrak nooit Eginhard, secretaris des keizers. Hoewel hij nog jong was, zoo toch stond hij door zijn omvangrijke kennis in hoog aanzien bij Karel en verheugde zich in de bijzondere gunst van zijn gebieder. De vlijtige geleerde, wiens ernstig, zacht jongelingsgezicht dubbel afstak bij de schaar stoere krijgslieden, behaagde de vrouwen aan het keizerlijke hof niet minder.
Karel had den geheimschrijver in zijn familie ingeleid en hem opgedragen zijn lievelingsdochter Emma, die toen bekend stond als de schoonste dame van haar tijd, te onderwijzen. Zij was de dochter van Chismonda. Uit haar oogen, die donker als de vleugels van de raaf waren, sprak het bloed van haar Italiaansche moeder. Spoedig ontvlamde het hart van den jongen leeraar door de gloedvolle blikken van de zuidelijke schoone en de schrijf, en leeslessen veranderden in vertrouwelijke minne uurtjes.
II.
Elk van hen beminde en werd wederbemind.
Het was hun eerste liefde.
Had Karel de Groote zulk een afloop slechts kunnen gissen, toen hij het dochtertje met de gloedvolle fluweelen oogen aan de zorg van den jongen geleerde met het meisjesachtige gezicht toevertrouwde. Had hij zulks kunnen gissen.
In het doodstil nachtelijk uur als iedereen sliep, sloop Eginhard in het vertrek van zijn geliefde. Dan luisterde de dochter van Karel den Grooten naar de zoete vleierijen van den dichterlijken geleerde. Zij voer onder de betoovering der liefde met hem op een zee van zalige verwachting, welks klippen haar jeugdige onbezonnenheid niet zag.
Eginhard bezat een vurig hart, maar toch was de vlam zijner liefde voor de dochter van zijn heer rein, als het licht der sterren; geen toomelooze lage hartstocht verduisterde haar kuischen glans.
Maar het lot was niet met hen.
Op een herfstnacht bevond Eginhard zich weder bij zijn geliefde. Het groote paleis was in duister gehuld. Geen ster was er aan den hemel, die het geluk der minnenden kon verraden. De uren der liefde gaan snel voorbij. Op het oogenblik, dat Eginhard het vertrek verlaten wilde, bemerkte hij, dat een sneeuwkleed beneden de plaats overdekt had.
Het was onmogelijk haar te overschrijden zonder voetstappen achter te laten. En toch moest hij zijn kamer aan de overzijde bereiken. Wat nu te doen?
De liefde is vindingrijk.
Na kort nadenken kwamen beiden tot het besluit, dat later tallooze dichters bezongen hebben. (Was ik dichter, dan zou ik het ook doen.) Het teedere meisje nam de geliefde op den rug en ging met hem, de witte plaats over. In de schitterende sneeuw teekenden zich de sporen van twee allerliefste voetjes af.
Karel de Groote was op dit uur nog wakker. Drukkende zorgen over zijn reusachtig rijk verdreven hem den slaap. Hij leunde aan het venster en keek, ernstig voor zich uit in den duisteren nacht. Daar zag hij een schaduw over de plaats glijden. Hij boog zich voorover en zag Emma, zijn meest geliefde dochter, die op den rug--Karel opende wijder de oogen--een man droeg, en deze man--een zachte kreet kwam over Karels lippen--was Eginhard, zijn gunsteling. In het gemoed des keizers streden smart en woede met elkaar. Hij wilde naar beneden snellen om de ongelukkigen te dooden, maar hij bedwong zich, want de schande zou te groot geweest zijn, indien de dochter des keizers op haar liefdetocht met den schrijver door den gebieder over milioenen overvallen werd.
Een diepe zucht steeg uit zijn breede borst op. Hij trad achteruit in zijn kamer en de kleine vlokken, die om de ruiten dwarrelden, zagen nog lang zijn door smart verwrongen gelaat.
III.
Den volgenden morgen riep Karel de Groote de wijze raadsleden bijeen. De oude getrouwen ontstelden bij zijn aanblik. Rimpels doorploegden zijn voorhoofd en verdriet lag op zijn afgematte trekken te lezen. Vooral Eginhard, die een voorgevoel had van wat er komen zou, beschouwde zijn gebieder met schuwe blikken. Karel verhief zich en sprak: "Wat verdient een koninklijke princes, die 's nachts een man in haar vertrekken ontvangt?"
De raadsheeren keken elkaar sprakeloos aan. Eginhards gelaat werd
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.