voegen, dat men in plaats van tinne borden, ons dikwils bediende in houten bakken, die juist de grootste zindelykheid niet aanduidden. Deeze achteloosheid moet geweten worden aan zekeren LAURENT, een Fransch Kamerdienaar van den Colonel. De scheurbuik en andere ziekten, vertoonden zig gevolgelyk weldra. De mistroostigheid maakte zig van het scheepsvolk meester; en daar ik my zeer sterk beklaagd heb, moet ik van dit oogenblik af dagteekenen de goedgunstigheid, die de Colonel FOURGEOUD my in 't byzonder toedroeg, en die men in den geheelen loop van deezen tocht zal zien doorstraalen. Het doet my leed, dat ik dit moet schryven; maar geen ontzag zal my beletten, om byzondere zwakheden aan den dag te leggen, even zeer als ik het my tot een byzonder genoegen zal rekenen, wanneer ik gelegenheid ontmoeten zal, om aan de deugd recht te doen wedervaaren.
Den 20sten January zagen wy eene groote meenigte van vliegende visschen, van het soort dat door LINN?US genoemt word exocetus volitans, welker gedaante genoegzaam met die van een haring overeenkoomt. Dit dier heeft een platte rug en een donkere olyfkleur; de zyden en de buik zyn van een zeer schitterende wit zilver kleur. Het heeft een kleine bek, groote oogen, een staart als een tweetandige vork, de schubben aan elkander vast, hard, en mede van eene wit zilvere kleur. Zyne vinnen dienen aan het zelve des noods tot vlerken; maar het kan 'er zig niet van bedienen dan zoo lang ze vochtig zyn: zoo dra ze beginnen op te droogen, valt het in de zee. De oppervlakte deezer vinnen is van eene goud-kleur, en derzelver uiteinden zyn heerlyk met hemelsblauw gespikkeld; haare lengte staat gelyk met die van het lyf van den visch, en deszelfs vlucht, waar van hy geen gebruik maakt, dan om de vervolging van den zee-braassem of van eenigen anderen geduchten vyand te ontwyken, is altoos recht uit, en van korten duur, uit hoofde van de noodzakelykheid, waarin hy zig bevind, om zyne wieken dikwils nat te maaken [2]. Men vind visschen van dit soort dikwils op de Schepen; zy blyven aldaar aan 't wand hangen, het geen men moet toeschryven, niet, zoo als zommige Schryvers voorwenden, om dat zy aldaar eene schuilplaats zoeken tegen de aanvallen van Vogelen of Zeevisschen, maar om dat zy altoos lynrecht voortvliegende, hunne vlucht door een of ander voorwerp, het welk zy niet kunnen ontwyken, word tegengehouden. Het lot van deezen visch is allerongelukkigst: hy is te gelyker tyd de prooi van gepluimde of geschubde dieren; en dikwils vind hy zynen dood in dat element, waar aan hy zig ter zyner veiligheid toebetrouwt.
Op het einde van de reize zeer zwak geworden zynde, maakte ik dagelyks gebruik van de zeebaden, en versterkte my met een glas wyn: men had daar van eene bepaalde hoeveelheid voor elken Officier geschikt, behalven zyn eigen voorraad. Deeze twee middelen deeden eene goede uitwerking; in korten tyd bevond ik my volmaakt hersteld.
Den 30sten kreegen wy betrokken lucht, en het peillood teekende niet meer dan dertien vademen slecht water. Des anderen-daags zeilden wy onder de wind voorby zwarte rotzen, genaamt de Konstapels, en lieten het anker vallen by de Euripice, of de Duivels-Eilanden, op de hoogte van de Zuidkust van America. De Duivels-Eilanden zyn gelegen op omtrent vier?ntwintig mylen van de Fransche bezitting van Caijenne; zy liggen noord noord-oost op vyf graaden twintig minuuten noorder breedte, en bestaan in een keten van kleine en onbewoonde rotsen, en die voor de Schepen zeer gevaarlyk zyn. De stroom gaat hier aanhoudend van het zuid-oosten naar het noordwesten, op den afstand van zestig Engelsche mylen, in vier?ntwintig uuren; gevolgelyk moet elk Schip, aan wien het te beurt valt, den mond der Rivier van Surinamen voorby te vaaren, een merkelyken omweg maaken, om met mogelykheid weder in deeze Rivier te kunnen binnen loopen.
Terwyl wy ons in deezen staat bevonden, zagen wy den zee-����nhoorn, en ����n of twee groote schildpadden, op eenigen afstand van het Schip zwemmen. De zee-����nhoorn is een zeer groot dier; men kan dezelve kennen aan eene schroefsgewyze en zeer lange uitwas op den neus, gelykende naar een spits toeloopend zaamgevlogten koord. Die wy te dier tyd zagen, (zommigen van het scheepsvolk beweerden, dat 'er veertig of vyftig waaren,) kwam ons voor slechts zeven of agt voeten lang te zyn, en zyn snuit omtrent vier voeten: dit aanvallend wapentuig is zeer schadelyk voor verscheiden visschen, vooral voor den walvisch; en wanneer het gepolyst is, is het-zelve, zoo in vastheid als in witheid, niet minder dan het yvoor. De ����nhoorn behoord tot het geslacht der groote visschen, en werpt by gevolg zyne jongen levend; men vind ze menigvuldiger in koude, dan in warme luchtstreeken. Het wyfje heeft, zoo men zegt, dit uitwas zoo aanmerkelyk niet, dan het dier van het mannelyk geslacht. Het schynt, dat zommige Schryvers deezen visch verward hebben met den

Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.