Reize naar Surinamen, vol 1 | Page 5

John Gabriel Stedman
aan hunne medgezellen eene zoo gevaarlyke besmetting mede te deelen.
Op Kersdag, des morgens ten agt uuren, stak onze kleine vloot in zee, met eenen goeden oost noord oosten wind. Wy wierden vergezeld door omtrent honderd Schepen, die zig naar verschillende weereld-deelen begaaven; en het was het helderste en schoonste weder. Met alle veiligheid zynde uitgeloopen, zonder het peillood te gebruiken, begroetten wy elkander met negen kanon-schooten, en wy kwaamen buiten het Kanaal. Wel dra zeilden wy voorby de Noordkaap, het Eiland Wight, en de punt van Portland; dog de Westellingwerf alhier een lek in het Schip ontdekt hebbende, wierd genoodzaakt ons te verlaaten, en op de reede van Plymouth te loopen, om zig aldaar te herstellen.
De wind wakkerde op, toen wy de Baay van Biscaye naderden. Aldaar deed de onder-stuurman my opmerken een zoort van zee-zwaluw, doorgaans bekend onder den naam van onweers-vogel, om dat men voorondersteld, dat hy zulks aankondigt. De vederen van deezen vogel zyn donker blaauw, byna zwart, en met eenige verschillende kleuren verciert. Het lyf is als van een groote zwaluw: de pooten zyn van een vlies voorzien, de bek zeer lang en puntig, de wieken van eene buitengewoone lengte, het geen hem eene gemakkelykheid geeft, om zeer schielyk en een langen tyd agter een te vliegen, doorloopende denzelven het halfrond met eene ongelooflyke gezwindheid. Deeze vogel leeft van niets anders dan van visch; het geen waarschynlyk de oorzaak is van de doorzigtigheid, waar mede hy het oogenblik voorziet, het welk hem van zyn gewoon onderhoud berooven moet. Alsdan vliegt hy met eene ongemeene schielykheid, ten einde het onweer te ontwyken; maar word hy daar van overvallen, laat hy zyne vlerken hangen, en zweeft door de ruimte van de lucht.
Daags daaraanvolgende, den 2de January 1773. wierd de voorzegging van den onweers-vogel vervult. 'Er stak een sterke wind uit het oost noord oosten op, die, na dat wy Kaap Finisterre voorby gezeilt waaren, de Boreas en de Waakzaamheid van ons afscheide. Wy voeren den geheelen nacht, met het bramzeil dubbeld ingebonden, en de luiken digt gesloten, het geen ons volk zeer ziek maakte. Ik moet niet vergeten hier aan te merken, dat wy een proef namen, om de hangmatten over dwars te plaatsen, en niet als gewoonlyk van vooren naar agteren; deeze manier, die wy zeer gemakkelyk bevonden hebben, vermits zy ons meer ruimte gaf, is zedert op andere Schepen gevolgt geworden.
Den 14de, des morgens, ontdekten wy van verre een groot Schip, dat voor den wind zeilde, en regelrecht op ons aankwam. Gissende, dat het een Algiersche Zeeroover mogt zyn, en van de vyf Schepen, waar uit onze Vloot by ons vertrek bestond, 'er slechts twee afwezig zynde, maakten wy ons gereed om eenen aanval door te staan; maar wel dra bemerkten wy, dat het de Boreas was, die zig den 2den van ons had afgescheiden. Van dit oogenblik oeffende men zig dagelyks met het geschut, door te mikken op een zoort van schild, dat aan de groote raa wierd opgehangen.
Den 14de, geduurende een vierde van den ogtend, zeilden wy voorby den zonne-keerkring; en de gewoone plechtigheid, om de nieuwe matroozen in zee te dompelen, wierd met eenig geld, dat aan het volk by de fokke-mast wierd ter hand gesteld, afgekogt. Bykans op dit zelfde oogenblik verloor de Boreas één van zyne beste zeelieden, des onder-stuurmans maat. De vochtigheid deed hem de hand uitglyden, en hy viel van de fokke-mast in zee. Zyne tegenwoordigheid van geest, met den Capitain toe te roepen, terwyl hy op zyde van het Schip zwom,--"zyt voor my niet ongerust," denkende dat hy geholpen zoude worden, verwekte een innig mededogen; 'er ontstonden zelfs eenige morringen, om dat men hem geene hulp toebragt. De ongelukkige jongeling, een vry langen tyd gezwommen hebbende, verloor zyne kragten en zonk naar den grond.
Wy hadden eindelyk den passaatwind bekomen, die gestadig uit het oosten waaide; de lucht wierd van dag tot dag gematigder, en deeze beide voordeelen maakten onze reize uitermaaten aangenaam. Een groot getal dolphynen of zee-braassems, speelden rondom de Schepen, Deeze fraaye visschen scheenen daar in een zonderling vermaak te scheppen, en wy niet minder met hen te zien en te bewonderen. De waare dolphyn, die onder het geslacht der groote zeevisschen behoord, wierd oudtyds door de Dichters hoog geroemd, uit hoofde van deszelfs liefde tot de menschen, en andere deugden, die men in denzelven vooronderstelde; maar dit kan men niet zeggen van den zeebraassem, of den hedendaagschen dolphyn. Dit dier is uittermaaten vernielend en vraat?chtig. Men weet, dat het alleenlyk al speelende de Schepen volgt, in de hoop van een aas te ontmoeten, vooral by het opkomen van een onweder, het geen hetzelve met zekerheid schynt te voorzien, en niet uit een gevoel van vriendschap voor de menschen. Het geen voornamelyk onzen aandacht tot den zee-braassem trekt, is de schitterende en voorbeeldelooze glans van deszelfs
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 88
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.