aanzienlyke magt van gewapende Negers, die zig in de bosschen verzamelt had, voor de Volkplanting ten uitersten geducht wierd, Hun Hoog Mogenden, de Staaten der Vereenigde Nederlanden, deed besluiten, om eene magt af te zenden, die in staat zoude zyn, den muitelingen het hoofd te bieden, en zelfs, zoo het mogelyk was, den opstand te dempen.
Myne eerzucht strekte om in den Engelschen zee-dienst te gaan; maar de weinige hoop tot bevordering, die nu in vreedes-tyd natuurlyk te wagten stond, gevoegd by den slegten staat van myne geldmiddelen, noopte my, om van den zeedienst af te zien, en de aanstelling tot Vaandrig aan te neemen, die my zonder kosten wierd aangeboden, in ����n der Regimenten van de Schotsche Brigade, in Hollandsche soldy staande, ten tyde, dat de heer JOSEPH YORCK (wylen Lord DOWER) aldaar Afgezant van ons Hof was. Het was in zyne handen, dat ik den gewoonen eed afleide van afzweering en getrouwheid aan mynen Koning en myn Vaderland, als zynde in Engeland in de oorlogs-rolle opgeschreven.--Ik heb gedacht, dat ik aan my zelf verschuldigd was die verklaaring te doen, ten einde te bewyzen, dat ik uit noodzaak, en niet uit myne eigene keuze, by vreemden dienst nam, schoon 'er misschien geene krygsbende gevonden word, die ouder is, of zig meer beroemd gemaakt heeft, dan deeze Brigade, zoo op ons Eiland als op het vaste Land, zedert meer dan twee honderd jaaren.
Ten tyde van den opstand, waar van ik hier boven sprak, was ik Lieutenant in het Regiment van den waardigen Generaal JOHN STUART. Bemoedigd door de hoop van op myn geliefd element eene langduurige reize te ondernemen, en aangezet door het verlangen, om een gedeelte der weereld te bezigtigen, het welk nog niet geheel en al bekend was; daarenboven denkende, dat ik, ten gevolge van eenen zoo gevaarlyken tocht, eene meer aanzienlyke bevordering verkrygen zoude, deed ik, zonder tyd verlies, aanzoek om geplaatst te worden onder eene krygsbende vrywilligers, welke zig gereed maakte, om naar Guiana in te schepen. Ik had dienvolgende de eer, om door zyne Doorluchtige Hoogheid WILLEM DEN Ve. Prins van Oranje, tot den rang van Capitain bevorderd te worden, onder den Colonel LOUIS HENRY FOURGEOUD, een Zwitsersch Edelman, uit den omtrek van het Alpisch Gebergte, die benoemd was, om by deezen tocht als Opperhoofd 't bevel te voeren.
Na dat ik, den 12de November, den eed van trouwe aan myne nieuwe legerbende had afgelegt, en alles tot myne reize volkomen was gereed gemaakt, nam ik afscheid van myn oud Regiment, en ging oogenblikkelyk te scheep naar het Eyland Texel, alwaar verscheiden onzer reisgenooten reeds by elkander waaren, en alwaar ik, op 't oogenblik van aan land te stappen, dagt te vergaan, dewyl het vaartuig was lek geworden, en geduurende de branding in de zee aan 't zinken was.
Het Eiland Wieringen was egter de algemeene vergaderplaats. De Colonel FOURGEOUD kwam aldaar aan den 7de December. De vrywilligers waaren aldaar allen by elkander, ten getaale van vyfhonderd schoone jonge manschappen; en des morgens van den 8ste wierden wy verdeeld in zeven compagni?n, die een corps of regiment van soldaaten ter zee uitmaakten. Behalven de oorlog-schepen Boreas en Westellingswerf, onder bevel van de Capitains VAN DE VELDE en CRAS, werden als oorlogs-sloepen bestemd drie transportfregatten, kortlings gebouwd, voerende een vlag van agteren, op de boegspriet, en een wimpel, en gewapend met tien tot zestien stukken geschut. Wy gingen den zelfden dag des namiddags aan boord van deeze Schepen; en geduurende onze inscheeping, wierden wy door een algemeen salvo begroet; waar na de krygsoeffeningen verrigt wierden, even als op een oorlogsvloot.
Schoon ingescheept zynde, vertrokken wy egter niet oogenblikkelyk. Wy wierden eenige dagen door den wind op de reede van Texel opgehouden; en in dien tusschentyd, wierd ����n van onze Officiers, HESSELING genaamt, ongelukkiglyk door de kinderziekte aangetast. Om te beletten, dat hy de besmetting aan het volk niet zoude mededeelen, gaf men bevel om hem aan land te zetten; en hem in de pinas hebbende doen gaan, geleidde ik hem zelf naar een dorp, genaamt de Helder, gelegen aan de zeekust, alwaar ik hem agter liet. By myne te rug komst verklaarde de Heelmeester van het Schip, dat hy de teekens van dezelfde ziekte in my ontdekte; dienvolgende gelastte men my, om my naar het Eiland Texel te begeeven. Ik hield aldaar een verblyf, dat voor my allerontrustendst was; maar ik had het geluk, om aan deeze noodlottige ziekte te ontsnappen; en, tot groote verwondering van den Doctor, verscheen ik weder in volmaakten welstand aan boord, een oogenblik voor dat men sein gaf om te vertrekken. Ik merke, na dit gebeurde, alhier op, dat het voor hun, die zig tot den Land- of Zeedienst begeeven, nuttig zyn zoude de in?nting te baat te neemen, om zig zelf van knellende ongerustheden te ontheffen, en niet in 't geval te zyn van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.