geworden was, werd bij blind; maar
tot aan zijn dood zette hij zijn guerilla-oorlog en zijne stroop- en
plundertochten tegen de Egyptenaren en hunne onderdanen voort. De
engelsche reiziger Mansfield Parkyns ging hem bezoeken, en werd
zeergoed ontvangen. Nimr had den eed van trouw gedaan aan Oubiëh,
den onderkoning van Tigré, van wien bij Kabthia in leen had ontvangen;
als een getrouw leenman volgde hij zijn heer in den krijg. Op zekeren
dag kwam een der Arabieren van Nimr zich bij Oubiëh beklagen over
een Abyssiniër, die een zijner bloedverwanten verraderlijk verslagen
had. Oubiëh leverde hem den man uit, om met hem te handelen naar
zijn welgevallen. De Arabier trok zijn tweesnijdende seïf, hieuw den
moordenaar met een enkelen slag in twee stukken, en vertrok, na
Oubiëh gegroet te hebben, die zelf over deze uiterst lakonische wijze
van rechtspleging verbaasd stond.
Oued-Nimr heeft het handwerk van zijn vader voortgezet, en staat hoog
aangeschreven bij de Soedaneezen, altijd uitgezonderd de lieden, die
van zijne rooverijen te lijden hebben en dus uit den aard der zaak
minder gunstig over hem denken. Tot dusver werden zijne
krijgsbehoeften hem geleverd door de kooplieden van Kassala, hetgeen
alleen mogelijk was door de geheime medewerking van den mudir van
Taka, wien deze verboden handel geen onaardige winst opleverde. De
egyptische regeering drong er bij den negus opaan, dat hij Oued-Nimr
straffen zou; deze antwoordde op dien eisch door zijn gunsteling tot
dedjaz (hertog) van Wolkaït te verheffen. De nieuwe dedjaz dreef de
onbeschaamdheid zoover, dat hij in 1860, in naam van den negus,
schatting eischte van Gouedaref en van het gansche land tot Khartoem.
Dat was te veel voor den mudir Hassan-Bey, en vooral voor den
gouverneur-generaal Mouça-Pasja; er werden troepen afgezonden tegen
den zoon van den luipaard; hij werd geslagen; Mai-Gogoa werd
verbrand, en Nimr moest naar Kabthia terugtrekken. Sedert heeft hij
weinig van zich laten hooren.
De landstreek, waardoor deze weg van Kassala naar Kabthia voert, is
bekend onder den naam van de Mazaga van Nubië: het is een laagland,
geheel met ondoordringbare bosschen bedekt, zeer ongezond, bijkans
geheel verlaten, en alleen nu en dan bezocht door stroopende benden
van de naburige stammen, die op roof uitgaan. Bijna de eenige
bewoners dezer streek zijn leeuwen, luipaarden, olifanten,
rhinocerossen, buffels en antilopen. De mensch heeft hier zeer
voorzichtiglijk het veld geruimd voor de dieren: geen wonder, dat deze
geheele landstreek een waar paradijs voor de jagers mag worden
genoemd. In de laatste jaren hebben zich enkele stoutmoedige jagers
hier gewaagd, onder anderen twee Duitschers, Schmidt en Florian; deze
laatste was tevens zwaardveger in dienst van Oued-Nimr, waarom de
Egyptenaren zijn etablissement te Takassi hebben verwoest. Vandaar
een proces, dat nog altijd hangende is.
In 1861 bevond zich hier de bekende engelsche reiziger Baker, die met
zijne jonge vrouw, eene Hongaarsche, een gansch jaar in de Mazaga
heeft doorgebracht. Ook de heer Munzinger heeft deze streek bezocht,
en daarvan in zijn reisverhaal een zeer belangwekkende beschrijving
gegeven. In Maart van dit jaar (1864) stond mijn vriend, doctor Ori van
Khartoem, gereed, naar dit paradijs van den naturalist te vertrekken, om
daar ten voordeele van het museum van Turijn werkzaam te zijn.--De
geschiedenis van den heer Ori is geen onaardige illustratie van de
tegenwoordige egyptische zeden en gebruiken: daarom zij het mij
vergund, haar in het kort mede te deelen.
Opvolger van den zeer verdienstelijken doctor Peney, had de heer Ori,
een italiaansch geneesheer van groote bekwaamheid, zich bij zijne
komst in het land, vast voorgenomen zijne taak ernstig op te vatten, en
in het belang der openbare gezondheid te Khartoem eenige hoogst
noodige hervormingen tot stand te brengen, reeds vijf jaren vroeger
door den mudir Arakel-Bey, een christen, ontworpen, maar ten gevolge
van zijn vroegen dood, die voor Soedan een ware ramp mocht worden
genoemd, onuitgevoerd gebleven. Om de overstroomingen van den Nijl
te beteugelen, wilde Ori een stevigen dijk opwerpen, in plaats van de
vervallen palissade, die niet verhinderen kon dat de stroom, voet voor
voet, het terrein der oude stad verzwolg; hij drong aan op het plaatsen
van een peilschaal, op de verbetering van de armenkwartieren der stad,
en vooral op de demping van een zeker aantal riolen, die, vooral
omstreeks September, brandpunten en kweekplaatsen van besmetting
waren. Wat van hemzelf afhing, de koepok-ineuting en de dienst in het
militaire hospitaal, werd op de meest voldoende wijze geregeld.
Ongelukkig vaardigde Saïd-Pasja in 1860 een decreet uit, waarbij de
geneesheeren in de provinciën onttrokken werden aan het
rechtstreeksche toezicht van de gezondheidscommissie te Alexandrië,
en geplaatst onder het gezag van de mudirs (prefecten), arabische of
mameluksche ambtenaren, van zeer slecht gehalte, over het algemeen
onwetend, verdorven, schraapzuchtig, in zekeren zin gedwongen om te
stelen, ten einde de hoogergeplaatsten te kunnen voldoen, aan wie zij
hunne benoeming te danken hebben; en voorts uit den aard der zaak
vijandig
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.