de toch al zoo
armelijke fauna van het eiland Celebes. Evenwel, een maaltje zouden
onze naarstige pogingen toch opleveren. Na eenigen tijd den weg naar
Tyro gevolgd te zijn, sloegen we een voetpad rechts af en gingen verder
in oostelijke richting, de zee, welke over de klappertuinen heen
zichtbaar was, steeds rechts van ons houdende. Het eene boschje na het
andere werd nu afgespeurd. Het duurde niet lang of we zaten een
zwerm grijze duiven op de hielen, die zich in de struiken en boomen
aan onze blikken trachtten te onttrekken en telkens bij onze nadering
opvlogen en een eind verder weer neerstreken. We stelden ons daarop
verdekt op bij een boschje terwijl een onzer behoedzaam eene
omtrekkende beweging uitvoerde, zoodat hij de duiven van de andere
zijde kon naderen. Het duurde nu niet lang of we hoorden een schot
vallen. De dieren, van die zijde geen gevaar duchtende, hadden zich
laten verrassen en vlogen nu in hunne verbouwereerdheid in onze
richting terug, waar de meesten zich vlak in onze nabijheid in de
boomen neerzetten. Nu was het vonnis van eenige hunner geveld, een
paar bijna tegelijk vallende schoten deed een viertal duiven als rijpe
vruchten op den grond vallen. Later gelukte dezelfde truc wederom
vrijwel. Op een beschaduwd plekje even vertoevende, maakte onze gids
ons opmerkzaam op het ver verwijderde geroep van een boschhaan.
Hoewel het geluid kwam uit een boschje; dat niet in onze richting lag,
besloten we toch eene poging te wagen dit uiterst smakelijke boutje te
bemachtigen. We begaven ons dus dien kant uit. Bij nadering van het
boschje, waarin een paar hooge boomen stonden, waaruit we met
zekerheid constateerden dat het gekraai vandaan kwam, begonnen we
reeds onze maatregelen te nemen om niet gezien te worden, want zulke
dieren zijn buitengewoon schuw. Besloten werd dat slechts een onzer,
de beste schutter, zou probeeren het dier onder schot te krijgen, terwijl
de anderen in eene inzinking van den bodem zouden blijven wachten en
loeren, waarheen de haan bij eventueele mislukking zou vliegen.
Gebruik makende van elke dekking, die het terrein bood, sloop de jager
als een indiaan naar de boomen toe en weldra was hij uit het oog
verdwenen. Het roepen van den vogel ging geregeld door, waaruit
opgemaakt kon worden, dat het dier nog geen onraad bespeurd had. In
spanning werd afgewacht hoe het verder gaan zou.
Eindelijk viel een schot, waarna het kraaien onmiddelijk verstomde.
Daar niemand iets had zien wegvliegen, was de waarschijnlijkheid
groot, dat de jacht gelukt was. Inderdaad kwam onze makker ons dan
ook al spoedig tegemoet met zijn buit, een fraai exemplaar.
Van habitus verschilt een boschhaan niet meer van een gewonen haan
dan een wild konijn van een tamme soortgenoot, alleen vliegen de
wilde hoenders veel beter dan onze huiskippen.
Zoo werd de jacht voortgezet en hoewel de buit niet zeer rijk was,
kwamen we in den namiddag toch met een dozijn duiven, waarbij ook
een paar van die fraaie groene exemplaren, mitsgaders onzen haan, te
Lemoe-Lemoe aan.
We vonden hier alles reeds op ons wachtende. De aanblik van de kleine
baroega, vervallen en vervuild als het gebouwtje eruit zag, beloofde ons
geen al te aangenaam verblijf. Dadelijk werd daarom last gegeven de
medegenomen veldtent op te zetten, we konden dan tenminste daarin
zitten en eten en behoefden slechts in de baroega te slapen.
Het plaatsje Lemoe-Lemoe zag er ook al zoo droevig en armoedig uit.
Het bezat toch nog een monument, bestaande uit een vervallen
Boegineesche benting. Het voornamelijk uit groote stukken karang
opgebouwde muurwerk moet in vroeger tijden de inwoners beveiligd
hebben tegen overval van zeeroovers. Toen moet er dus te
Lemoe-Lemoe meer te halen zijn gegeweest dan nu. Eenige prauwen
lagen op stapel, waren in aanbouw. Met scheepsbouw moet de
bevolking hoofdzakelijk in haar onderhoud voorzien.
Onze kok zorgde intusschen voor den pot, wij zorgden voor of hadden
reeds gezorgd voor voldoende eetlust. Het boschhoen stelde onze
verwachtingen niet te leur. We zochten dien avond vroeg onze
slaapplaatsen op. Den volgenden dag zouden we de reis vervolgen naar
Bira, dat juist aan den anderen kant van Kaap Bira, dus aan de Golf van
Boni ligt en waar de Regent zijne woning heeft. Dit traject zou te paard
worden afgelegd.
Toen we den volgenden morgen uit de veeren kwamen, zag het weder
er zeer triestig uit. Spoedig vielen de eerste regendruppels voorboden
van het waterballet, dat ons dien dag wachtte. Het vertrek stelden we
nog eenigen tijd uit in de hoop, dat het regenen zou ophouden, doch
toen de kans daarop niet beter werd, besloten we maar te gaan.
Al de barang moest nu verder per koelie over land vervoerd worden.
Het opbreken hield nogal eenigen tijd op en we wilden niet eer
vertrekken, voordat de karavaan ook kon afmarcheeren. Eindelijk was
het dan toch zoo ver en kon
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.