Prometheus ontboeid | Page 2

Percy Bysshe Shelley
met een ietwat retorische uitdrukking mits zij den stroom van vers en gedachte niet belemmert. Zijn woorden zijn druppels, die men niet een voor een, maar altijd in die strooming beschouwen moet.
Bij het vertalen vergemakkelijkten deze eigenschappen mijn taak. Wie eenmaal Shelley's toon met den zijnen heeft weten te benaderen, en den geest van het werk goed verstaat, mag zich menige vrijheid veroorloven. Als er iets van den geweldigen gang en tevens van de verrukkelijke teerheid van het oorspronkelijk in mijn Hollandsch is overgegaan, ben ik tevreden. Aan hem, wiens vertaling van "Shelley's Gedichten van 't jaar 1816" mij tot voorbeeld was, draag ik dit werk op.
*OPGEDRAGEN AAN ALBERT VERWEY*
PERSONEN:
PROMETHEUS.?DEMOGORGON.?JUPITER.?DE AARDE.?OCEANUS.?APOLLO.?MERCURIUS.?HERCULES.?ASIA |?PANTHEA | DOCHTERS DER ZEE.?IONE |?DE SCHIM VAN JUPITER.?DE GEEST DER AARDE.?DE GEEST DER MAAN.?GEESTEN DER UREN.?GEESTEN, ECHO'S EN FAUNEN.?FURI?N.
*EERSTE BEDRIJF.*
*PLAATS:*
_Een ravijn van ijsrotsen in den Indischen Caucasus. Prometheus is zichtbaar, aan de steilte gebonden. Panthea en Ione zijn aan zijn voeten gezeten. Tijd: nacht. Gedurende het tooneel breekt langzaam de morgen aan._
*PROMETHEUS.*
Monarch van Goden, Demons, alle Geesten--?Op Een na--waar die werelden van weemlen,?De stralend-wentlende, door u en mij?Alleen van al wat leeft met slaaplooze oogen?Aanschouwd! Zie hoe deze aard krielt van uw slaven?Die gij voor knieval, prijs, gebed, gezwoeg?En offrand van gebroken harten loont?Met vrees en zelfverachting, hooploosheid;?Terwijl gij, blind in haten, mij uw vijand?Deedt heerschen, triomfeeren, u tot hoon,?Over mijn rampspoed en uw ijdle wraak.?Drieduizend jaar van uren onbeschermd?Door slaap, en oogenblikken steeds gekloofd?Door felle pijnen, tot zij jaren schenen,?Foltring en eenzaamheid, wanhoop en smaad,?Die zijn mijn rijk:--eindloos roemruchtiger?Dan de gebieden, die gij overschouwt?Van onbenijden troon, o Machtge God!?Almachtig, had de schande ik willen deelen?Dier snoode dwinglandij, hing ik niet hier?Genageld aan dees bergwand aadlaar-tartend,?Zwart, wintersch, dood, onmeetlijk; zonder kruid,?Insect of beest, vorm of geluid van leven.?Wee mij! helaas! pijn, pijn, eeuwig, voor eeuwig!
Geen wissling, rust noch hoop! Toch houd ik vol.?Ik vraag aan de Aard, voelden de bergen 't niet??Ik vraag den Hemel, heeft de alziende Zon?Dit niet gezien? De Zee, in stilte of storm,?'s Hemels nooit eendre Scha?w omlaag-gespreid,?Hoorden haar doove golven niet mijn nood??Wee mij! helaas! pijn, pijn, eeuwig, voor eeuwig!
Gletschers, aansluipende, doorboren mij?Met speren van kristal in maan bevrozen;?De helle ketens vreten me in 't gebeent?Met kou die brandt; 's Hemels gevlerkte hond,?Met gif niet van hemzelf, van uwe lippen,?Zijn bek bezoedelend, verscheurt mijn hart;?En vormlooze gezichten zwerven aan,?Spookge bevolking van het droomenrijk,?Spottend met mij; de Aardbeving-demons moeten?De spijkers uit mijn sidderende wonden?Loswringen, wen de rots splijt en weer sluit;?Wijl uit hun luide afgronden huilend zwermen?Stormgeesten, 't razen van den wervelwind?Opzweepend, treffend mij met scherpen hagel.?En toch, hoe welkom zijn mij nacht en dag,?'t Zij voor den een de morgenrijp verdwijnt,?'t Zij sterrig, donker, langzaam, de ander stijg'?In 't loodblauw Oosten; want dan leiden zij?De wiekloos-kruipende Uren, waarvan een--?Gelijk een sombre priester 't weigrig offer--?U, wreede koning, sleuren zal om 't bloed?Te kussen van dees voeten bleek, die dan?U trappen konden, als zoo'n slaaf in 't stof?Niet werd veracht door hen. Verachten! Neen!?'k Heb medelij met u. Welk een verwoesting?Jaagt onbeschermd u dan door wijden hemel!?Hoe zal uw ziel, van schrik ten kern gespleten,?Hel-gelijk in u gapen! 'k Spreek in leed,?Niet juichend, want ik haat niet meer, als toen,?Eer 'k door ellende wijs werd. 'k Zou den vloek,?Eens geademd over u, herroepen willen.?Gij Bergen, wier veelstemmige Echo's wierpen?Door mist van cataracten 't dondrend doemwoord!?Gij ijzge Bronnen, stijf, rimplig bevrozen,?Die trildet toen gij 't hoordet en dan kroopt?Siddrend door Indi?! Gij puurste Lucht,?Waardoor de Zon schrijdt brandend zonder stralen!?En snelle Wervelwinden gij, die hingt?Op evenwichtge vlerken stom, beweegloos,?Boven verstilden afgrond, toen een donder?Luider dan die van u, de ronde wereld?Schokte! Als mijn woorden toen een kracht bezaten,?Schoon 'k zoo veranderd ben, dat in mij stierf?Iedere kwade wensch, en 'k niet meer weet?Wat haat is,--laat hen thans niet krachtloos zijn!?Hoe was die vloek? gij allen hoordet mij.
*EERSTE STEM, VAN DE BERGEN.*
Driemaal drieduizend keer honderd jaren?Staande boven Aardbevings bed,?Trilden onze tallooze scharen?Vaak als menschen vrees-ontzet:--
*TWEEDE STEM, VAN DE BRONNEN.*
Bliksemstralen zengden ons water,?Door bitter bloed werden we ontwijd,?Tusschen moordkreten zweeg ons geklater?In een stad en een eenzaamheid:--
*DERDE STEM, VAN DE LUCHT.*
Ik die sinds de Aard verrezen is kleedde?Verwoesting in kleuren, haar eigen niet,?Voelde dikwijls mijn zuiveren vrede?Splijten door scheurende kreet van verdriet:--
*VIERDE STEM, VAN DE WERVELWINDEN.*
Ons die beneden dees bergen vlogen?Rustlooze eeuwen, hadden de dondren,?Vulkanen die vlammenfonteinen spogen,?Of welke macht ook van boven of ondren,?Nimmer verstomd in verwondren:--
*EERSTE STEM.*
Maar nooit, nooit boog onze sneeuwige kam,?Als toen ze de stem van uw smart vernam.
*TWEEDE STEM.*
Nimmer tevoren droegen wij?Naar de indische golven zulk een schrei.?Een loods in slaap op het huilende diep?Sprong op van het dek in wanhoop en riep?Toen hij het hoorde: "o wee mij, wee!"?En stierf ontzind als de wilde zee.
*DERDE STEM.*
Nooit mijn stil rijk zoo vreeslijke kreten?Van de Aarde tot den Hemel doorspleten:?Toen de wond was gesloten, stond er een gloed?Duister over den dag als bloed.
*VIERDE
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 28
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.