Proeve van Kleine Gedigten voor Kinderen | Page 8

Hieronymus van Alphen
Maar, eeuwig God! gij blijft gedugt,
Zelfs in uw zegeningen.
Wat zie ik, Caatje! hoe, gij beeft?
Ach wilt daar nooit voor vreezen!?'t Is een geschenk, dat God ons geeft,?En daarom, lieve meid, moest Caatje dankbaar wezen.
CLAARTJE
BIJ DE SCHILDERIJ VAN HARE?OVERLEDENE MOEDER.
Wanneer ik ne��rgezeten?Bedaard het beeld aanschouwe?Van mijne lieve moeder,?Dan rollen mij de tranen?Gestadig langs de wangen.?Dat lief en lagchend wezen,?Waar godvrugt en opregtheid?Bevalligheid en blijdschap?Zo klaar op is te lezen,?Doet mij dan bitter schreien,?Om dat ik haar moet missen;?Ik--nog geen negen jaren.?Wat heb ik niet al uurtjes?Met nut bij haar gezeten,?Wanneer zij mij, al spelend,?Het een en ander leerde.?Maar 't zal mij altoos heugen,?Hoe zij mij bij haar sterven?Voor 't laatst nog eens omhelsde.
Ik kan er niet aan denken,?En 'k doe het tog zo gaarne.
Toen zeize: "lieve Claartje!?"Uw moeder zal haast sterven,?"En van deze aarde scheiden,?"Om in den blijden Hemel?"Bij de engelen te woonen;?"Hoor dan mijn laatste woorden,?"En geef mij 't laatste kusje.
"Eert God, bemin uw vader!?"Groei op in deugd en wijsheid!?"En wiltge vrolijk leven,?"Leer vroeg de zonden haten.?"Maar hebt ge eens kwaad bedreven,?"Dan moetge 't gul belijden;?"En God om Jesus wille?"Zal u vergeving schenken.?"Maar zietge dan, mijn Claartje!?"Op aarde mij niet weder,?"Zie dikwijls naar den hemel,?"En zeg--daar woont mijn moeder.?"Ach, zag ik na uw sterven?"Mijn kind ook daar verschijnen,?"Hoe zou ik mij verblijden,?"En God eerbiedig danken.?"Voor u, mijn lieve Claartje!?"Is ook de hemel open.
"Maar ach; mijn lieve meisje!?"Ik voel den dood genaken,?"En kan niet langer spreken.?"Vaarwel, vaarwel dan, Claartje!?"Daar hebtge 't laatste kusje!"
'k Ging schreiend naar beneden;?En 't duurde weinige uuren,?Of moeder was gestorven.
Wanneer ik nu, gezeten?Bij 't beeld van mijne moeder,?Aan haren dood gedenke,?Dan rollen mij gestadig?De tranen langs de wangen.?Dan zie ik naar den hemel,?De woonplaats mijner moeder;?Dan roep ik, bitter schreiend,
? God, hebt gij die moeder Aan mij zo vroeg ontnomen, U mag ik niet berispen, Hoe zeer ik haar betreure; Neen, gij zijt wijs en heilig, Mag ik u maar beminnen, Mijn lieven Vader eeren, En moeders lessen volgen, Dan zal ik bij mijn sterven Bij U en moeder komen. Wat zal dat zalig wezen!
DE VERWELKTE ROOS.
Waarom verwelkt de roos zo ras??Zei Jantjen: och of 't anders was!?God wierd ook, dunktme, meer geprezen?Zoo 't roosje langer bleef in wezen.
Al denktge, datge 't wel doorziet,?Mijn lieve Jan! het is zo niet.?De Schepper weet het best van allen,?Waarom 't zo schielijk af moet vallen;?En wil ook, datge gadeslaat,?Hoe ras het aardsche schoon vergaat.?De Schepper, dien 't ons past te vreezen?Wordt door bedillen nooit geprezen.
MIETJE BIJ?HET CLAVECIMBAAL.
Die liefelijke toonen?Behagen mij alr��e;?Al heb ik weinig jaren,?Ik zing zo graag eens me��.?Wanneer mijn oudste bro��rtjen?Op 't clavecimbaal speelt,?Dan vraagt hij mij, al spottend,?Of 't mij niet ras verveelt??Dan zeg ik, lieve jongen!
? Speel tog lang voor mij! Mogt ik het ook maar leeren, Ik deed mijn best als gij. Eergistren was ik jarig, En moeder vroeg mij toen, Wat ik van haar begeerde; Ik gaf haar eerst een zoen, En zei: mijn lief mamaatje! Bewijs mij deze gunst, Dat ik mag leeren speelen, En zingen naar de kunst. Zij nam mij in haar armen, En zei: in 't nieuwejaar. Nu brande ik van verlangen, Ach kwam de meester maar.
De jeugd spant zig met speelen?En zingen nuttig uit,?En is men mo�� van 't leeren,?Dan geeft dit lief geluid?We��r nieuwen lust en kragten;?Zo leeft men blij en zoet;?En schuwt met vreugd gezelschap,?Dat dikwijls doolen doet.
HET VERSTANDIG ANTWOORD.
Gij vraagt mij, waarom ik aan God gehoorzaam ben:?'t Is daarom, dat ik Hem als wijs en goed erken.?Hij heeft aan ons zijn wet uit liefde alleen gegeven,?Op dat wij vergenoegd en vrolijk zouden leven;?En al wat ons die wet verbiedt,?Is, hoe't ook schijnen mag, ten onzen voordeel niet,?Wil iemand dan gelukkig wezen,?Die leer gehoorzaam God te vreezen.
HET GEWETEN.
Nooit heb ik meer vermaak, dan als ik mijnen pligt
Blijmoedig heb verrigt.?Dan smaakt het eeten best; dan kan ik vrolijk springen;
En blijde liedjes zingen;?Maar ben ik traag of stout, dan ben ik niet gerust;
Dan heb ik geenen lust?In spijs, in drank, of spel; dan wordt mij door 't geweten
Geduuriglijk verweten,?Dat ik een slegtaart ben, en dat ik nooit een man,
Zoo doende, worden kan.
EEN BRIEF VAN CAREL?AAN ZIJN ZUSJE CAATJE.
Zusje lief! ik laat u weten,?Dat ik, sedert uw vertrek,?In mijn kamer heb gezeten,?Meid lief! met een stijve nek.?'k Dagt, ik zal u tog eens schrijven,?Want het weder is zo guur,?Dat ik steeds in huis moet blijven,?En dat smaakt niet op den duur,?'k Heb met u vrij wat te praten;?Dikwijls denk ik, wasze hier!?Maar dat denken kan niet baten,?Daarom praat ik op 't papier.?Schrijven, moet men, zegt Papaatje,?Even zo, als of men praat;?Daarom zal ik, lieve Caatje,?U vertellen, hoe 't mij gaat.?'k Was eerst knorrig, dat Clorinde?U van huis en met zig
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 14
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.