㢢A free download from http://www.dertz.in ----dertz ebooks publisher !----
Over literatuur
The Project Gutenberg EBook of Over literatuur, by M.H. Van Campen This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Over literatuur Critisch en didactisch, tweede bundel
Author: M.H. Van Campen
Release Date: November 20, 2005 [EBook #17078]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK OVER LITERATUUR ***
Produced by Marc D'Hooghe
OVER LITERATUUR
Critisch en Didactisch
van
M.H. VAN CAMPEN
TWEEDE BUNDEL
* * * * *
Aan de Nagedachtenis van Mr. Jacob Nicolaas van Hall
* * * * *
I CRITISCH
* * * * *
OUDE EN NIEUWE JOODSCHE DICHTKUNST [p.1]
NAAR AANLEIDING VAN EN OVER JACOB ISRA?L DE HAAN'S HET JOODSCHE LIED
I
Zoo ik nu in den aanhef van dit opstel het Sjir ha-Sjirim van Salomo de zon aan den hemel van Isra?ls letterkundig genie heet, dan zult ge het allicht een slecht omen noemen, dat ik mijn geschrift met een zoo weinig, want zoo veel, zeggende phrase begin. Ik weet dit en toch ... wat rest mij anders.... Indien gij den dag van dit volk overschouwt--en diens uren zijn honderdtallen jaren!--en ge ziet elk licht achter zijner paleizen vensters en op zijn pleinen verbleeken voor dien gloed, het licht van den Psalmist in den pas dagenden morgen, als een alleenzame bidlamp boven het hoofd der in gebed worstelenden en verzonkenen; de glans der luchters, die een Jesja'ja in den middag ontstak, een telkens weer schichtdreigende, doch zich ook telkens weer verzachtende en milde glans, als die van vermanende, maar lievende oogen; de roode vlam-kreten van Jirmejahoe's waakvuren, tegen den avond ontstoken, schimmend en schijnselend over de flikkerende speren en zwaarden der naderende verwoesters en ze al kleurend met bloed vóór het bloed. Als ge dit alles overheerscht [p.2] ziet door dat hemelwijde licht, hoe zoudt ge dit dan anders dan een zon kunnen heeten. Maar bovenal, hoe begrijpt ge dan, dat die overheersching toch alleen mogelijk is, niet slechts omdat het licht van het Hooglied de hoogste krachtsuitdrukking al dier andere glansen is, maar ook, en vooral, wijl het tevens van dezelfde natuur en essentieele samenstelling is. Laat bij beurte al dien glans door het scheidend prisma van uw critischen geest op den donkeren wand van uw diepste gevoel vallen en zie: van alles blijkt het hoogst-geestelijk spectrum één.... Overal is het de hoogere, en een gloedende, lyriek; overal zijn het de kleuren der stralende metaforen; overal de lichtbanden eener nergens onderbroken zielsmuziek. Maar toch, nergens zoo rijk, zoo fèl aanwezig als in de afstraling van het Hooglied. Hoe is hier op verwonderlijk-eenende wijze de zoetste aardsche liefde aan de mystieke extase gehuwd. Welk een roes der zinnen en welk een doorgeestelijktheid.... Wat zou het ook anders dan een zon kunnen zijn, die hièr de bloembedden van Sjaron's geurende rozen en spelemeiende gelieven verheerlijkt, ginds, en tegelijkertijd, door de boogramen der aloude tempelgewelven de schemering goudelend komt verrijken, en met "de kus Zijns Monds", de mystieke aanraking van zijn in sluier van licht verborgen Oerlicht, de Cheroebiem en de Arke, de voorhangen en de altaren omgloriet....--Laat ons dit dan begrijpen en vaststellen, dat dit Lied der Liederen de maatstaf aller Joodsche lyrische kunst moet zijn, want dat dit Lied, boven alles, de meest wezenlijke bestanddeelen van het Joodsch, dichterlijk genie omvat. Het antieke Isra?l bevond zich toen het werd geschreven, in het zenith zijner grootheid, ongedrukt, vrij van alle be?nging; het kòn zich geven en het gaf zich in de bloeiende naaktheid eener jeugdige ziel die nog niet de lidteekenen van schandelijke wonden behoeft te verbergen. Het zong uit in dit lied heel de zinnelijkheid maar ook heel het extatische godsverlangen van zijn Oostersch hart; het schiep in dezen zang beelden na beelden, want zijn jonge ziel was vol liefde en de eenheid der dingen lichtte voor haar; het dompelde de woorden in een ambrosia van zoetheid en van streeling; er is een vleien en een lokken, er varen melodie?n, [p.3] er zuchten weggekuste fluisteringen in dit Hebreeuwsch, als ik nooit elders klank-vereeuwigd heb gevonden. En er is ook een uitbundigheid in, die, hoog den godenbeker heffend, den deinzenden eenvoud in 't gezicht lacht ... een pralende rijkdom, zóó rijk, dat hij zich zelfs der schamelheid van een enkelen rhetorischen smuk niet schaamt.[1] En als later, in de diaspora, na de wreede, met stomheid slaande overheersching der Gothen, de intocht van het Arabische broedervolk in Spanje voor Isra?l een gelukkiger tijd laat dagen, dan klinkt wel uit nieuwe monden een nieuw lied, maar waarin, zij 't meest flauwer, toch weer al de oeroude eigenschappen der bijbelsche dichtkunst fonkelen. Hoe verscheiden de twee allergrootsten van dat tijdperk ook mogen zijn, diè
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.