Over literatuur | Page 5

M. H. Van Campen

zoowel de zeer mooie wijsgeerig- psychologische beschouwing over
het zich aanpassen van het kind, terwijl het opgroeit, aan de
omringende wereld en over zijn geheelen ontwikkelingsgang wier
eindpunt slechts de allergrootsten bereiken: dat hun Ik de wereld
omsluit--als het verheerlijkende slotwoord, den wensch naar de lippen,
dat het gevoel van den schrijver instede van bij het einde, reeds aan het
begin van zijn werk op dit hoogtepunt gestaan hadde. Zijn boek zou er
voornamer karakter door verkregen hebben. En hier raken wij wat ik de
twee enorme tekortkomingen van dit werk noemde. Maar tevens
herinner ik mij net bijtijds, dat een _overzicht_-schrijver vooral
anderen aan het woord [p.17] moet laten, wat hij zeker uitstekend vindt,
indien hij zijn meening door dien ander zoo voortreffelijk vindt
geïllustreerd: In de Fortnightly Review van 1 dezer[1] vond ik een
stemmingsvol, mijmerend-wijsgeerig opstel van John Galsworthy:
Vague Thoughts on Art. Ik moet U de lezing ten sterkste aanraden. De
schrijver ligt op een zomerland, het zonnige leven van hemel, bloemen
en dieren over hem, om hem, te peinzen. Gedachten en
natuurbeschouwing wisselen elkaar nu telkens af, dringen in elkaar,
steunen elkander. Voor mijn doel kan deze kleine aanhaling uit het
wijsgeerig deel volstaan.
Art is that imaginative expression of human energy which through
technical concretion of feeling and perception, tends to reconcile the

individual with the universal, by exciting in him impersonal emotion.
Maar dan: wat is "impersonal emotion"? En ziehier het antwoord:
If I stand before it (voor een voorwerp) vibrating at sight of its colour
and form, if ever so little and for ever so short a time, unhaunted by any
definite practical thought or impulse--to that extent and for that
moment it has stolen me away out of myself and put itself there instead,
has linked me to the universal by making me forget the individual in
me....
En de kracht, om dit te kunnen teweeg brengen, déze is het nu juist,
welke het werkje van den heer Coenen ontbreekt. Geen oogenblik
wordt de lezer aan zich-zelf ontrukt, bóven zich-zelf opgeheven. De
heer Coenen kan dit den lezer niet doen, omdat Dickens het den heer
Coenen niet heeft gedaan. Zijn boekje is--eerste tekortkoming--geen
kunst, en--tweede tekortkoming--mist alle overgave, alle enthousiasme.
Het is: een voortreffelijk betoog van een geleerd, distinctievol en
buitengewoon literair-ontwikkeld docent. Maar zulke betoogen mogen
uitstekend zijn, om chemie of welke wetenschap ge maar wilt te doen
begrijpen, tot het vertolken van het hooger gevoelsbegrip van kunst zijn
zij waardeloos. [p.18] Want evenals diamant slechts door diamant zóó
gepolijst kan worden, dat zij een open, schitterend zonnetje wordt, zoo
kan kunst slechts door kunst verklaard worden. Schrijf twintigduizend
betoogende woorden en, zoo ge 't 'n beetje populair doet hebt ge alle
kans dat de lezer U een genotlijk, een hoog te waardeeren schrijver zal
vinden, maar--onderzoek eens wat hij heeft gewonnen door die
lectuur.... Gij werktet met uw verstand en uw verstandelijk gevoel, en
beiden hebben ook bij hem geprofiteerd: zij hebben wat feitenkennis en
waardeerinkjes opgedaan, die hun gelukkigen bezitter allicht in de
conversatie te pas zullen komen, maar diens _ziel_?... Doch schrijf nu,
geen twintig duizend woorden, maar slechts één zin, waarin uw innigst
doorvoelen van een auteur tot kunst gevonden is, en ziedaar: een licht
springt uit uw ziel in die van uw lezer over. Zij wordt ontroerd, d.w.z.
zij is door ù gegroeid.... Zulk een schrijver is G.K. Chesterton: een
groot kunstenaar, die met liefde en overgave over een grootere schrijft.
Hij heeft, voor zoover ik weet, twee boeken over Dickens geschreven;

het eerste: Charles Dickens, waarvan juist weder een nieuwe druk
verschenen is, kan 't best ons tot het doel dienen, waarvan ik hierboven
sprak: de maatstaf te zijn, om Coenens' tekortkomingen te meten, wijl
het de geheele Dickens-figuur behandelt; het tweede: _Appreciations
and Critisisms of the Works of Ch. Dickens_ is--precies wat de titel het
zegt te zijn. Ik zal alleen het eerste bespreken en wat het tweede betreft
mij er toe beperken, u de lezing ten zeerste aan te bevelen. Maar ge
moet wel weten, lezer, dat ik mij op zeer pijnlijke wijze bewust ben,
dezen grooten kunstenaar-kritikus, ook met die bespreking, in dit kort
bestek, geen recht te kunnen doen: bij elk citaat, ik weet het, zal ik een
zeer werkelijk smartgevoel hebben, omdat ik weer een andere schoone
zegging, neen, tientallen andere zal zien opblinken, die ik u niet kan
toonen. _Gij moet dit goedmaken voor mij, mijn beste lezer, gij moet,
door die prachtwerken te lezen, zorgen, dat mijn tekortschieten althans
geen_ [p.19] _slechte gevolgen heeft: dat gij die heerlijke
aandoeningen niet mist, die ik heb ondergaan_.
Het onderscheid dan tusschen Coenen en Chesterton ligt vooral in het
feit, dat--afgezien ervan, dat het denken van den laatste zich op een
veel hooger plan beweegt dan dat van den eerste--het denken van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 149
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.