Op reis en thuis | Page 6

Justus van Maurik
volk en
den bootsman het tooneel op te slaan.
De administrateur, aan wiens groote bekwaamheden als
tooneeldirecteur-decorateur-tooneelmeester-inspicient ik een woord
van lof niet kan en mag onthouden, nam de generale leiding op zich en
de eerste machinist zorgde voor de electrische verlichting.
Het stoomschip "de Amalia" bezit een eigen tooneel-decoratief,
indertijd vervaardigd door een passagier, een photograaf-artist, die zich
door het scheppen van dit kunstgewrocht een onsterfelijken roem heeft
verworven.
Het voorscherm, dat echt oprollen kan, even als in een heusche
komedie, is ontwijfelbaar geniaal ontworpen en magistraal uitgevoerd.
Twee figuren, waaronder de artist, om mogelijke verwarringen te
voorkomen, de namen Apollo en Erato schreef staan in dansende
houding op een nogal soliede, vettige wolk.
Klokslag half negen waren alle plaatsen bezet--ook op 't schellinkje zat
een gedistingeerd publiek, n.l. de eerste officier en de eerste machinist
met andere officieren en gewone stervelingen. Zelf "leelijkerd" de hond
van den bootsman, had daar een plekje gevonden, van waar hij met den
ruigen kop op de voorpooten, met zijn verstandige oogen het
schouwspel kon aanzien.
Het was heerlijk weer, erg warm, maar daaraan raakt men op 11°.38

NB. en 53°.40 OL. wel gewoon. De boot slingerde niet zoo veel als 's
morgens, toen er zelfs nog even sprake van was, dat de voorstelling niet
zou doorgaan, maar onze komandant had gezegd: "'t zal wel losloopen
van avond"--en 't liep los!
Na een schitterende ouverture, door "de gloeiende pook," het
puik-muziek-corps der stokers, met veel brio gespeeld, begon de
voorstelling.
't Publiek had bepaald plezier--er heerschte een echt prettige toon en
van 't schellinkie af werd met stalles en ander publiek menig hartig
woordje gewisseld. Soms klonk het heel familiaar--"O! Hein geef de
flesch reis an, we zullen 'n krakertje nemen!"
De voordrachten slaagden uitmuntend en eenige millitairen, die
acrobatische toeren en platische standen ten beste gaven werden
uitbundig toegejuigd.
De entre-actes werden verdienstelijk aangevuld door Soli op groote
trom, triangel, harmonica of tamboerijn of ensemble nummers van "de
gloeiende pook." Trots het slingeren van 't schip slaagden de
gymnastische standen van twee en drie hoog menschen op elkaar vrij
goed en toen ze éénmaal door de zee werden omgeworpen lachten de
executanten het hardst.
De kommandant, die zeer bescheiden, achter de stalles een plaatsje had
gezocht, om meteen een oogje te kunnen houden over 't publiek daar
achter, dat nog al gemengd was, deed intusschen met groote
vrijgevigheid allerlei versnaperingen ronddienen.
Hij blijft altijd even kalm en vriendelijk, maar toch ziet men het hem
aan, dat hij schik heeft in zóó'n uitvoering, al zou 't maar alleen zijn,
omdat zijn passagiers er een aardige afleiding door hebben.
't Was heel eigenaardig, zoo'n voorstelling bij te wonen, terwijl de boot,
nu en dan sterk overhellend, gedurig zachtkens schommelend door de
deining van den Indischen Oceaan, met den gewonen spoed van 70
mijlen per etmaal door de golven sneed.

't Gedruisch van 't water, 't gedreun en gestamp der onvermoeid,
onophoudelijk doorwerkende machine merkte men nauwelijks
meer,--men raakt allengs aan die geluiden gewend. Alle aandacht was
op tooneel en spelers gevestigd. Men vergeet feitelijk voor enkele
oogenblikken, dat men zich op een bodem bevindt, die, hoe groot en
stevig ze ook moge zijn, toch als een notendop kan worden heen en
weer geslingerd, zoodra het verraderlijk element zich weren wil.
't Moet, dunkt mij, voor den kommandant aangenaam zijn om te zien,
te ervaren, hoe gerust al die menschen daar te samen zijn. Hij moet juist
in zulke oogenblikken gevoelen dat men het volste vertrouwen in zijn
kunde en ondervinding heeft,--maar tegelijk zal hem ook zijn groote
verantwoordelijkheid te binnen schieten, als hij zóó veel menschen
voor zich ziet, die aan niets anders denken dan aan hun amusement.
* * * * *
Op 't achterdek klinkt vroolijk het orkest van "de gloeiende pook"; wals,
mazurka en pas de quatre wisselen elkander af, luchtig en jolig draaien
de paartjes rond, puffend van de warmte, met wangen rood en gloeiend
van pret en vóór in 't logies der Javanen ligt Sariman, de jongen van
den kommandant, te sterven. Niemand weet het, want niemand heeft
opgemerkt, dat Sariman vroeg ter kooi is gegaan.
Voormiddags had de kommandant hem nog laten roepen om iets voor
hem te doen--een kleine reparatie aan een kleedingstuk.
Sariman had de jas gehaald en was er zwijgend mee naar beneden
gegaan.
Een inlander zegt altijd zoo weinig mogelijk en Sariman was een
dergenen, die nog minder zei: hij was niet jong meer en had reeds
herhaalde malen op vroegere reizen kleine ongesteldheden gehad. Wat
een Javaan scheelt, komt men bezwaarlijk te weten; hij klaagt zelden en
zegt alleen wanneer hij zich niet wel gevoelt "Sakit!" Is 't heel erg dan
noemt hij 't "Sakit kras," meer kan men niet van hem te weten krijgen
en obat-blanda (geneesmiddelen) neemt hij hoogst ongaarne in.

Zóó had ook
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 75
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.