en die dreigende onbewegelijkheid maakten nog meer indruk op ons dan hun bewegingen. Geen spier van hun reuzenlichamen bewoog, alleen ging de snuit langzaam omhoog, snoof aanhoudend de lucht in, ging weer neer en ontrolde zich opnieuw.
Het waren wijfjes. "Lissa, wacht," zei Lado en plotseling de hand uitstrekkend, wees hij naar twee groote, grijze plekken in de verte, die ik met mijn kijker spoedig herkende als twee troepen olifanten. Op een open weide te midden van wilgen met groene bladeren stonden een paar reuzenboomen, en in de schaduw daarvan stonden de groote dieren dicht opeen, net als gewoon vee in Afrika en Europa tijdens de middaghitte van den dag. Op den voorgrond lagen bij een jongen wilg twee andere olifanten. Ze hadden mooie snijtanden en ons besluit was spoedig genomen; we zouden op die laatste afgaan.
We liepen om de rustende groep heen en kwamen vlug vooruit. Het terrein, dat uit de verte vlak had geschenen, bleek vol holen en gaten en zeer steenachtig, en wat een weide scheen, was een ruime vlakte, met het afschuwelijke olifantengras bedekt. De zon overgoot het veld met licht, en de lucht weerkaatste de heete stralen. Alles sliep in de omgeving bij het eentonig gesjirp van de krekels; een zacht windje bewoog lichtelijk de toppen der hooge grasstengels en het groene loof der boomen, en dat geruisch stoorde de liggende dieren niet in hun rust. Zouden wij dien godsvrede verbreken en den dood brengen, waar vrede en veiligheid heerschten? Maar de teerling is geworpen! Lado ging voorop met het 500-geweer en Aboe Doema volgde mij met het Lee Metford.
Wij konden in het hooge gras niets anders zien dan de toppen der beide boomen en Lado liep er vlug heen, met vasten, beslisten stap. We waren op een afstand van tweehonderd meter, op honderd meter, op vijftig meter, en Lado liep maar door, zonder zich te bekommeren om het geluid der geknakte stengels. Om mijn geweer te grijpen, had ik de hand uitgestoken; maar hij vatte die in de zijne en trok mij zoo naar den wilg en de beide liggende olifanten. Vijf-en-twintig meter! twintig meter! vijftien meter! Het kon haast niet waar wezen; ze moesten ons zien of ons hooren, en tusschen de stengels door keek een der olifanten onzen kant uit en knipte met zijn kleine oogen in onze richting. Blijkbaar moest hij iets zien, zonder te begrijpen wat het was, want hij bewoog zich niet: de olifant was bijna blind. De andere, het slachtoffer, waar ik het op gemunt had, bespeurde niets en bleef bezig, op onverschillige manier met zijn snuit de takken van den jongen wilg te schillen. Zijn reusachtige ooren zwaaiden heen en weer, als mechanisch bewogen. Tien meter! Tot hoe ver zou Lado gaan? Nog enkele schreden, en eindelijk liet Lado mijn hand los, stak mij het geweer toe en verborg zich, terwijl hij mij met den vinger den slaap aanwees, als, o noodlottige dwaling, de plek, waarop ik moest schieten. Gauw, dacht ik, anders zal het dier mij zien, en het schot ging af.
Onmiddellijk was het alles leven in de omgeving; twee grijze, ronde massa's stonden van den grond op en staken ver boven mij uit, en eenige meters verder waren de plotseling wakker geworden olifanten opgesprongen en trapten het gras plat, onzeker van welken kant het gevaar kwam en welke richting ze moesten inslaan. In de grassen verschanst, zag ik ze niet; maar ik ried waar ze waren, groote stappen makend, met den staart rechtuit gestrekt, de ooren open, den snuit opgeheven, klaar tot den aanval. Ik hoorde hun zware schreden en de slagen met de trompen tegen de grassen, die links en rechts neervielen.
Dat was te veel voor Lado. Hij schreeuwde en vloog snel achteruit met veel geraas van neergeslagen gras. Dien kreet hadden de olifanten ook gehoord. Een plotselinge stilte, die iets dreigends had, volgde op het rumoer en de verwarring; een seconde nog, die een eeuw leek voor mijn gevoel, en in het volgende oogenblik scheen het, of er een hoos over den heuvel ging, die de hooge grassen vernielde en brak, alles op haar weg neerwierp, met het geweld van een lawine over een kloof vloog, den tegenoverliggenden kant weer opsprong. En nu zagen wij niet tien, vijftien, twintig, maar vijf-en-veertig of vijftig olifanten, uit alle macht dravend, den heuvel over en verdwijnend aan de andere zijde.
Dezen keer gered! Maar alles moet nog eens worden overgedaan. Er was geen dier gevallen, geen enkel was achtergebleven, geen spoor van bloed was te zien. Hoe kan ik mijn teleurstelling beschrijven en mijn gekwetste eigenliefde tegenover mijn metgezellen! Een olifant missen op zoo'n afstand! Hoe was het mogelijk! En het verschrikte gezicht van Lado! Het was loodkleurig. Er werd geen woord tusschen ons gewisseld. In doodsche stilte wachtten we, totdat de dragers zich bij ons hadden gevoegd.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.