Op de Faröer | Page 7

Anna Seé
wonderlijk gevormde eilanden door, die
er uitzien als bultige walvisschen met kaaimanbekken, of als
rhinocerossen op nijlpaarden geklommen.
Vooruitspringende schiereilanden doen denken aan dieren, die u
zouden kunnen aanvallen en van uit de diepte der zee op u loeren,
terwijl hun zware ruggen uit het water opsteken en de donkere kleuren
van die dikhuiden vertoonen.

In de spleten der rotsen groeien vetplanten en mossen, en groote
steenachtige richels loopen door de weiden, terwijl overal kloven en
bressen gapen. Gehuchten, volkomen gelijk aan Trangisvaag en
Thorshavn, zag ik op de bergen liggen in de diepte van de fjorden; ze
bestonden soms slechts uit een paar geverfde huizen met daken van
graszoden, een klein wit kerkje erbij en loodsen, om de visch te drogen
en te zouten.
Uit de boot zagen we hier en daar ook ruwharige paarden met een
rossige vacht en schapen met gemsachtige vlugheid, die allen even
ophielden met grazen, om ons te zien voorbijgaan. De schapen
verliezen juist hun wol; de hals wordt eerst kaal, en uit de verte vraagt
men zich af, wat dat voor dieren zijn met dat harige lichaam en een
kalen hals als een gier of een kemphaantje.
In de buurt van Sörvog zijn de rotsen gekleurd en als besmeerd met
zwavel en bloed. Er storten zich watervallen langs de verbrokkelde
hellingen.
Achterin de baai is een walvischstation, waar men de in de buurt
gedoode dieren heen sleept.
Op den dag dat ik te Sörvog kwam, had men er juist de geraamten van
verscheiden groote walvisschen ontvleesd. Langs het voetpad, dat aan
de weide grenst en dat van het station naar het dorp voert, kwamen
mannen aanloopen, allen achter elkander. Zij waren in het nationale
vadmel gekleed en droegen de blauw en rood gestreepte muts, die men
toch nog het meeste ziet. In hun gordel stak het dolfijnmes in een
scheede van schapeleêr. Aan een touw, dat over hun voorhoofd liep,
hing op hun rug een houten bak bij wijze van mand. De vischvrouwen
in den omtrek van Edinburgh dragen op die manier haar vischmanden.
Zij gaan verder en brengen hun walvischpak naar huis; ze loopen met
gebogen rug, de armen als hengsels gekromd aan elken kant van het
hoofd, de handen gevouwen op het hoofd, sterk en langzaam
voortstappend als zwaar beladen dieren, die machinaal, half slapend
hun werk doen.

Op een avond, toen ik van Arge kwam, een vroeger melaatschendorp,
heb ik een bezoek gebracht aan het kerkhof, dat vol kamillen,
korenbloemen en sleutelbloemen stond. Men treft er enkele van die
monumenten, als waar de kleine burgerij van groote steden prijs op
stelt. Maar de meeste graven zijn eenvoudige grafheuvels met gras
begroeid, waar soms bij wijze van steen een door de familie geplaatste
bak met bloemen op staat.
Op een anderen dag ben ik, om naar Kirkeboe te gaan, drie of vier uur
onderweg geweest door magere weiden, zonder dat ik andere wezens
had ontmoet dan een zeer oude vrouw, een armoedige stumper, die de
boodschaploopster is tusschen Thorshavn en Kirkeboe. Toen ik in de
verte menschen bezig zag in het veen, trad ik op hen toe.
Bij wijze van spade gebruiken ze een zeer ongemakkelijk instrument,
dat niet stevig genoeg is, een soort van roeiriem of bat voor cricket met
een ijzeren snede. Er kwam rook uit de hoopen, die stonden te drogen.
De groote kinderen hielpen hun ouders, en de kleine keken toe. Er was
een baby, Inge geheeten, die een ketel op het hoofd droeg voor de
aardigheid en die bovenmenschelijke pogingen deed, om een brok turf
naar een kist te sleepen, die onbeklimbaar hoog leek.
Voorbij het veenland en de sombere grasvlakten betrad ik tapijten van
hoog mos en uitgebloeide heide. Geen geritsel van insecten, geen
wegvluchten van hagedissen of salamanders, geen andere dieren dan
eksters verstoorden de rust der eenzame woestenijen.
Eindelijk kwam ik te Kirkeboe, dat uit niets anders bestaat dan uit de
ruïne van een gothische kerk, een kapelletje, dat van buiten wit was, en
een boerenhoeve.
Die hoeve, die, naar het schijnt, in de dertiende eeuw bewoond werd
door bisschop Hilarius, welke prelaat voornemens was hier de basiliek
voor de eilandengroep te bouwen, is zeer eigenaardig. Het hek en de
omheining zijn vervaardigd van dolfijnenkoppen en van kinnebakken
en wervels van walvisschen.
Het huis bestaat uit op elkâar gestapelde boomstammen. De deuren zijn

grof gebeeldhouwd; de meubels zijn ruw en naïef beschilderd, maar
toch niet zonder eenige pretensie, als voor kerken. De keuken is zeer
zwart en donker, met bijna vergane en verkoolde balken. Banken
loopen langs de muren. En in de duisternis maken de verouderde
dingen van het huisraad den indruk van het hol van een toovenaar.
De bewoners van de oude hoeve ontvingen mij zeer vriendelijk, en na
mij hun domein te hebben laten zien, moesten ze mij ook hun kinderen
toonen. De boer
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 11
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.